Op 11 juni 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 26 augustus 2019 in Leiden, waar de verdachte het slachtoffer met een halve stoeptegel op het hoofd heeft geslagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet bewezen kon worden dat hij opzettelijk het leven van het slachtoffer wilde beroven, maar dat hij wel schuldig was aan poging tot zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat het slaan met een zware steen op het hoofd van het slachtoffer een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich meebracht. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 193 dagen, zonder voorwaardelijke straf, vanwege zijn zorg- en contactmijdende houding en het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking was gekomen. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen schadebedrag was ingevuld. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.