ECLI:NL:RBDHA:2020:5152

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 mei 2020
Publicatiedatum
10 juni 2020
Zaaknummer
C/09/593330 / FA RK 20-3260
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt met dementie

Op 28 mei 2020 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven inzake de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, geboren in 1939, die lijdt aan de ziekte van Alzheimer. Het verzoek tot voortzetting werd ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 25 mei 2020, naar aanleiding van een last tot inbewaringstelling afgegeven door de burgemeester van Haarlem op 24 mei 2020. De cliënt vertoonde afwerend gedrag, weigerde zorg en had geen inzicht in haar situatie, wat leidde tot ernstige zorgen over haar veiligheid en welzijn.

Tijdens de mondelinge behandeling op 28 mei 2020 werd de cliënt gehoord, maar haar antwoorden waren niet te verstaan. De advocaat van de cliënt benadrukte dat er al lange tijd sprake was van een ernstig ziektebeeld en dat de medische verklaring, hoewel opgesteld door een basisarts, de dreiging van ernstig nadeel duidelijk aangaf. De rechtbank oordeelde dat, ondanks de tekortkomingen in de medische verklaring, de situatie van de cliënt een onmiddellijke voortzetting van de inbewaringstelling vereiste. De rechtbank stelde vast dat de cliënt niet in staat was om zelfstandig te wonen en dat haar gedrag gevaarlijk was, wat de noodzaak voor de machtiging onderstreepte.

De rechtbank verleende de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling voor de duur van zes weken, tot en met 9 juli 2020. De beschikking werd gegeven door rechter M.L. Sandberg-Crommelin, bijgestaan door griffier A.E. Babulall-Balkaran, en werd uitgesproken tijdens een openbare zitting. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/593330 / FA RK 20-3260
Datum beschikking: 28 mei 2020

Machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling

Beschikkingnaar aanleiding van het op 25 mei 2020 door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling als bedoeld in artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:

[de vrouw] (echtgenote van [de man] ),

hierna te noemen: cliënt,
geboren op [geboortedag] 1939 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie [verblijfplaats] ,
advocaat: mr. J.A. Heeren te Haarlem.

Procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 25 mei 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de beschikking van de burgemeester van de gemeente Haarlem van 24 mei 2020;
- de op 24 mei 2020 ondertekende medische verklaring van een ter zake kundige [arts 1] , die cliënt met het oog op de machtiging kort te voren heeft onderzocht, maar niet bij diens behandeling betrokken was;
- een indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van 26 november 2019.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 28 mei 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- cliënt,
- de [arts 2] , in aanwezigheid van cliënt en
- de [specialist ouderengeneeskunde] en
- de [verpleegkundige] .
Allen zijn akkoord met deze wijze van horen.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet telefonisch gehoord.

Standpunten ter zitting

Cliënt is in haar antwoorden niet te verstaan of te volgen. Gehoord wordt dat zij heel verdrietig is. De advocaat heeft verklaard dat er bij cliënt al heel lang sprake is van een duidelijk ziektebeeld en dat het ernstig nadeel in de medische verklaring duidelijk staat omschreven. Er is alle reden om de voortzetting van de inbewaringstelling toe te wijzen. De advocaat wijst er wel op dat de medische verklaring is opgesteld door een basisarts maar in deze het duidelijk aanwezige dreigend ernstig nadeel zwaarder moet wegen dan deze formaliteit.
De arts heeft verklaard dat cliënt sinds de opname afwerend gedrag vertoont, weinig zorg accepteert en heel weinig eet. Haar stemming is wisselend en cliënt is zoals ook nu erg verdrietig. Op een ander moment is cliënt weer vrolijk. Er is bij haar sprake van hallucinaties en waanideeën. Cliënt praat ten tijde van de zitting in zichzelf, hetgeen de laatste dagen vaker wordt gezien. De situatie thuis was niet houdbaar. Cliënt was de mantelzorger van haar echtgenoot. Hij is onlangs is opgenomen in het ziekenhuis. Er is bij cliënt in 2019 de diagnose gesteld van dementie, waarschijnlijk het type Alzheimer. Cliënt heeft geen inzicht en overzicht en zij accepteert geen thuiszorg. Ze kan geen inschatting maken van situaties die gevaarlijk voor haar zijn en zij iemand zou moeten alarmeren. Zij is ook aan het dwalen. Cliënt geeft aan weg te willen. De verwachting is niet dat cliënt gewend zal raken aan de huidige situatie in de verpleeginrichting. Het beeld is erg wisselend en er is tijd nodig om te onderzoeken waardoor het beeld wordt veroorzaakt.
De specialist ouderengeneeskunde heeft verklaard dat cliënt thuis vergiftigingswanen heeft gehad. Ze weigerde alle medicatie en ze heeft deze ook weggegooid. Cliënt heeft echter aandoeningen waarvoor medicatie noodzakelijk is.

Beoordeling

Op 24 mei 2020 heeft de burgemeester van de gemeente Haarlem ten behoeve van cliënt een last tot inbewaringstelling afgegeven.
De rechtbank stelt vast dat de medische verklaring is opgesteld door een basisarts. Gelet op de wetstekst in artikel 30 Wzd is dat niet een ter zake deskundige arts. Evenwel gaat de rechtbank daaraan in deze voorbij, na daartoe ter zitting voorgelicht te zijn door een zeker ter zake kundige arts, te weten de specialist-ouderengeneeskunde en haar verwijzing naar al in 2019 gestelde diagnose vanwege, zoals ook door de advocaat genoemd, de aanwezigheid van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel.
Als hiervoor al overwogen is uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting gebleken dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel waardoor een rechterlijke machtiging niet kan worden afgewacht. Het ernstig vermoeden bestaat dat het gedrag van cliënt als gevolg van (een combinatie van) haar psychogeriatrische aandoening, te weten de ziekte van Alzheimer, dit ernstig nadeel veroorzaakt.
Zo is betrokkene, zoals hiervoor ook beschreven door de specialist-ouderengeneeskunde, beslist niet meer in staat op zich zelf te wonen. Zij heeft voortdurend zorg en begeleiding nodig, vanwege haar gevorderde dementie - zij herkent ook haar dochter niet meer - en volledige desoriëntatie in tijd en plaats. Ook doet zij gevaarlijke dingen thuis, zoals in elk stopcontact wattenstaafjes stoppen waardoor het risico bestaat dat zij zich elektrocuteert.
Het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel bestaat uit:
- levensgevaar;
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige materiële schade;
- ernstige immateriële schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang;
- de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Om het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden is
voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk. Dit middel is ook geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen dan wel af te wenden en er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
Cliënt verzet zich tegen een voortzetting van haar verblijf in de accommodatie. De arts heeft immers verklaard dat cliënt verbaal nog steeds aangeeft niet in de verpleeginrichting te willen blijven.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat is voldaan aan de criteria voor een voortzetting van de inbewaringstelling. De machtiging zal worden verleend voor de duur van zes weken.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling ten aanzien van:

[de vrouw] , (echtgenote van [de man] ),

geboren op [geboortedag] 1939 te [geboorteplaats]
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 9 juli 2020.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.L. Sandberg-Crommelin, rechter, bijgestaan door A.E. Babulall-Balkaran als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 28 mei 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 8 juni 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.