Op 28 mei 2020 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1966. De officier van justitie had op 25 mei 2020 een verzoek ingediend tot voortzetting van de op 22 mei 2020 opgelegde crisismaatregel, gebaseerd op artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, zijn advocaat en een arts. De betrokkene verklaarde dat hij geen gevaar voor zijn omgeving vormt en dat hij stabiel is, maar de arts gaf aan dat er ernstige zorgen zijn over zijn mentale toestand, waaronder suïcidale en agressieve gedachten. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en ernstige verwaarlozing. De rechtbank verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor een periode van drie weken, met verschillende vormen van verplichte zorg, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De beschikking is gegeven door rechter M.L. Sandberg-Crommelin en is vastgesteld op 8 juni 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.