ECLI:NL:RBDHA:2020:5122
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening bij bijstandsaanvraag wegens onvoldoende informatie over leningen
Op 4 mei 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, vertegenwoordigd door mr. S. Şeker, een voorlopige voorziening heeft gevraagd na de afwijzing van zijn aanvraag om bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat verzoeker onvoldoende inlichtingen had verstrekt over zijn financiële situatie, met name over leningen die hij van derden had ontvangen. Verzoeker stelde dat hij geld had geleend om in zijn levensonderhoud te voorzien, maar kon geen bewijsstukken overleggen omdat zijn vrienden weigerden om hierover een verklaring af te geven.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, maar dat verzoeker niet de benodigde informatie had verstrekt om het recht op bijstand vast te stellen. De voorzieningenrechter benadrukte dat het op verzoeker rustte om duidelijkheid te geven over zijn financiën en dat de door verweerder gevraagde gegevens essentieel waren voor de beoordeling van zijn aanvraag. Aangezien verzoeker niet in staat was om de gevraagde informatie te overleggen, werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier, en vond plaats zonder openbare zitting vanwege de coronamaatregelen. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.