ECLI:NL:RBDHA:2020:5121

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 april 2020
Publicatiedatum
10 juni 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 1665
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening bijstand Wajong

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 april 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. O. Sahin, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag om bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, vertegenwoordigd door M.J. Logan. Verzoeker stelde dat hij sinds de intrekking van zijn Wajong-uitkering door het UWV geen inkomen meer heeft en in grote financiële problemen verkeert. Hij verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter overwoog dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. Hij constateerde dat verzoeker in een schrijnende financiële situatie verkeert, maar dat er een voorliggende voorziening beschikbaar is, aangezien het UWV heeft aangegeven dat verzoeker opnieuw een Wajong-uitkering kan aanvragen zodra hij weer in Nederland woont. Dit leidde de voorzieningenrechter tot de conclusie dat de aanvraag om bijstandsuitkering terecht was afgewezen, omdat verzoeker aanspraak kan maken op de voorliggende voorziening.

Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van griffier mr. D.W.A. van Weert, en zal later openbaar worden uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Den Haag
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/1665

uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 april 2020 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker(gemachtigde: mr. O. Sahin),

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder(gemachtigde: M.J. Logan).

ProcesverloopBij besluit van 23 januari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers aanvraag om bijstand afgewezen.

Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Verzoeker voert aan dat sinds zijn Wajong-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) is beëindigd en ingetrokken en verweerder de aanvraag om bijstand heeft afgewezen, hij over geen enkele vorm van inkomen beschikt. Als gevolg hiervan komt verzoeker in grote financiële problemen en beschikt hij niet over de middelen om te voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan. Er ontstaat hierdoor een schrijnende situatie.
3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat aannemelijk is dat de financiële situatie van verzoeker zodanig is dat er sprake is van spoedeisend belang. De voorzieningenrechter zal hierna beoordelen of er aanleiding bestaat een voorlopige voorziening te treffen.
4. Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Participatiewet bestaat geen recht op bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn.
5. In het besluit van 19 november 2019 - het besluit waarmee het UWV de Wajong uitkering van verzoeker heeft ingetrokken omdat verzoeker in Spanje verbleef - heeft het UWV laten weten dat verzoeker, wanneer hij weer in Nederland woont, weer een Wajong-uitkering kan aanvragen. Blijkens de Rapportage Levensonderhoud die aan het primaire besluit ten grondslag ligt, heeft het UWV dit op 23 januari 2020 bevestigd. Dat betekent dat vooralsnog kan worden aangenomen dat verzoeker aanspraak kan maken op een voorliggende voorziening en verweerder de aanvraag om een bijstandsuitkering terecht heeft afgewezen.
6. Dat betekent dat de verwachting is dat het bestreden besluit in bezwaar stand zal houden. Onder die omstandigheden ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan op 24 april 2020 door mr. M. Munsterman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier. Als gevolg van de maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel