ECLI:NL:RBDHA:2020:5121
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening bijstand Wajong
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 april 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. O. Sahin, had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag om bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, vertegenwoordigd door M.J. Logan. Verzoeker stelde dat hij sinds de intrekking van zijn Wajong-uitkering door het UWV geen inkomen meer heeft en in grote financiële problemen verkeert. Hij verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter overwoog dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. Hij constateerde dat verzoeker in een schrijnende financiële situatie verkeert, maar dat er een voorliggende voorziening beschikbaar is, aangezien het UWV heeft aangegeven dat verzoeker opnieuw een Wajong-uitkering kan aanvragen zodra hij weer in Nederland woont. Dit leidde de voorzieningenrechter tot de conclusie dat de aanvraag om bijstandsuitkering terecht was afgewezen, omdat verzoeker aanspraak kan maken op de voorliggende voorziening.
Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van griffier mr. D.W.A. van Weert, en zal later openbaar worden uitgesproken.