ECLI:NL:RBDHA:2020:5120
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing voorlopige voorziening bijstandsaanvraag en proceskostenveroordeling
Op 24 april 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster had op 3 maart 2020 een verzoek ingediend tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, dat haar aanvraag om bijstand op 25 februari 2020 had afgewezen. Na het indienen van een bezwaarschrift heeft verweerder op 27 maart 2020 medegedeeld dat het bestreden besluit was ingetrokken en dat de aanvraag opnieuw zou worden beoordeeld. Tevens werd verzoekster een voorschot van € 948,- verstrekt. Hierop heeft verzoekster haar verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken, maar verzocht om een veroordeling van verweerder in de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, ingevolge artikel 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, de voorzieningenrechter kan besluiten tot een proceskostenveroordeling indien aan verzoekster is tegemoetgekomen. De voorzieningenrechter oordeelde dat verweerder door het intrekken van het besluit en het opnieuw beoordelen van de aanvraag aan verzoekster tegemoet was gekomen. Daarom werd het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen.
De voorzieningenrechter heeft verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 525,- voor de door een derde verleende rechtsbijstand. Daarnaast werd verweerder opgedragen het betaalde griffierecht van € 48,- aan verzoekster te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, in aanwezigheid van griffier mr. D.W.A. van Weert, en is niet op een openbare zitting uitgesproken vanwege de coronamaatregelen. De uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op de website van de rechtspraak.