ECLI:NL:RBDHA:2020:5119
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- M. Munsterman
- D.W.A. van Weert
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening Wmo 2015 wegens gebrek aan spoedeisend belang
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 april 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker tegen het college van burgemeester en wethouders van Leiden. Het verzoek volgde op een besluit van 17 januari 2020, waarbij aan de verzoeker op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) was toegekend voor de periode van 1 februari 2020 tot en met 31 maart 2020. De verzoeker maakte bezwaar tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij zich in een kwetsbare positie bevond en vreesde voor een stressvolle situatie bij het aanvragen van een verlenging van de maatwerkvoorziening.
De voorzieningenrechter overwoog dat het oordeel in deze procedure een voorlopig karakter heeft en niet bindend is voor een eventueel bodemgeding. De rechter benadrukte dat een voorlopige voorziening alleen kan worden getroffen als er sprake is van 'onverwijlde spoed'. In dit geval was de voorzieningenrechter van mening dat de verzoeker niet voldoende had aangetoond dat er een ernstige situatie dreigde die het noodzakelijk maakte om de behandeling van het bezwaar niet af te wachten. De maatwerkvoorziening was immers al eerder voor korte periodes toegekend en de verzoeker had de mogelijkheid om tijdig een verlenging aan te vragen.
Uiteindelijk concludeerde de voorzieningenrechter dat er geen spoedeisend belang aanwezig was en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. Tevens werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd niet op een openbare zitting gedaan vanwege de coronamaatregelen, maar zou later alsnog openbaar worden gemaakt.