ECLI:NL:RBDHA:2020:5110

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juni 2020
Publicatiedatum
9 juni 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 4121
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake kadastrale registratie en erfpacht

Op 8 juni 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eisers, [eiser 1] en [eiser 2], en de bewaarder van het kadaster en de openbare registers. De zaak betreft de inschrijving van een notariële akte in de Basisregistratie Kadaster, die betrekking heeft op een perceel grond in Den Haag. Eisers zijn van mening dat het recht van erfpacht door vermenging teniet is gegaan en dat de bewaarder dit had moeten opnemen in de kadastrale registratie. De rechtbank overweegt dat de bewaarder een lijdelijke rol heeft en niet verantwoordelijk is voor het controleren van de juistheid van de inschrijving. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, omdat de bewaarder zich heeft gehouden aan de regels omtrent de bijhouding van de kadastrale registratie. De uitspraak benadrukt dat alleen de burgerlijke rechter kan oordelen over de juistheid van de inschrijving in de openbare registers. De rechtbank heeft begrip voor de positie van eisers, maar kan niet ingaan op hun verzoek om aanpassing van de inschrijving.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/4121

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juni 2020 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , te [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. H. Martens)
en

de bewaarder van het kadaster en de openbare registers, verweerder

(gemachtigde: mr. I.J. Tromp).

Procesverloop

Bij besluit van 15 april 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder het resultaat van een bijhouding van de kadastrale registratie aan eisers bekendgemaakt.
Bij besluit van 21 mei 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen zijn telefonisch gehoord op 19 mei 2020.

Overwegingen

1. Op 31 augustus 2018 heeft verweerder een notariële akte ingeschreven in de Basisregistratie Kadaster. De inschrijving betreft het perceel met de kadastrale aanduiding [plaats] , sectie [X] , nummer [kadastrale nummer] . De inschrijving is gebaseerd op een akte, voorzien van nummer [aktenummer] , waaruit blijkt dat de gemeente Den Haag en eisers een overeenkomst hebben gesloten tot heruitgifte van het op het perceel rustende recht van erfpacht waarbij de bestaande erfpacht, die gold voor bepaalde tijd, wordt afgekocht en omgezet naar een voortdurend (eeuwigdurend) recht van erfpacht. Uit de akte blijkt voorts dat het bloot eigendom van het perceel grond door de gemeente Den Haag is verkocht en overgedragen aan eisers.
2 Verweerder heeft eisers met het primaire besluit op de hoogte gesteld van de bijwerking van de Basisregistratie Kadaster. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de inschrijving gehandhaafd.
3 Eisers zijn het oneens met de inschrijving. Zij stellen zich, kort gezegd, op het standpunt dat uit artikel 3.81 van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat het recht van erfpacht door vermenging teniet is gegaan zodat verweerder niet had mogen volstaan met de inschrijving van het recht van eigendom belast met erfpacht en het recht van erfpacht maar bij de inschrijving had moeten opnemen dat eisers de volle eigendom van het perceel bezitten. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijzen eisers naar verklaringen van de notaris die de akte heeft opgesteld.
4 Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
5 Ingevolge artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, van de Kadasterwet, voor zover thans van belang, is de bewaarder belast met het bijwerken van de basisregistratie kadaster.
Ingevolge artikel 53 vindt bijwerking plaats als bijhouding, dan wel als vernieuwing.
Ingevolge artikel 54, eerste lid, aanhef en onder a, vindt bijhouding, onverminderd het bepaalde bij of krachtens deze of een andere wet, plaats op grond van veranderingen blijkens in de openbare registers ingeschreven stukken, voor zover die betrekking hebben op onroerende zaken en rechten, waaraan die zaken zijn onderworpen.
Ingevolge artikel 56 wordt de wijze van bijwerking, onverminderd het bepaalde bij of krachtens deze of een andere wet, bij of krachtens algemene maatregel van bestuur geregeld in dier voege:
a. dat na een inschrijving de bijwerking terstond aanvangt, en
b. dat tenminste ingeval een bijwerking leidt tot het wijzigen of aanvullen van de in de basisregistratie kadaster vermeld staande gegevens betreffende de eigenaars of beperkt gerechtigden, de kadastrale aanduiding dan wel de grootte, in de registratie wordt vermeld op grond van welk ingeschreven of ander stuk een bijwerking heeft plaatsgevonden.
Ingevolge artikel 39, eerste lid, van de Kadasterregeling 1994 (hierna: de Regeling), voor zover thans van belang, geschiedt wijziging of aanvulling van de in de kadastrale registratie vermelde gegevens inzake een perceel, met inachtneming van het tweede lid.
Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, worden, indien de inschrijving in de openbare registers een wijziging betreft in de rechtstoestand naar burgerlijk recht, dan wel een wijziging of aanvulling van de gegevens omtrent een rechthebbende en die inschrijving aanleiding geeft tot een wijziging of aanvulling van de in de kadastrale registratie vermelde gegevens, laatstbedoelde gegevens met het ingeschreven stuk in overeenstemming gebracht.
6 De rechtbank overweegt als volgt.
In deze bestuursrechtelijke procedure ligt de vraag voor of de bewaarder overeenkomstig artikel 39, tweede lid, van de Regeling, de gegevens van het perceel in de Basisregistratie Kadaster in overeenstemming heeft gebracht met de gegevens van het betrokken perceel in de openbare registers. Niet in geschil is dat de inschrijving is geschied conform hetgeen in de notariële akte is opgenomen. Partijen zijn verdeeld over de vraag of de hoofdbewaarder ambtshalve had moeten concluderen dat het erfpachtrecht door vermenging teniet is gegaan en in de kadastrale registratie had moeten opnemen dat eisers in het bezit zijn van de volle eigendom van het betreffende perceel. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft de bewaarder bij de bijhouding van de kadastrale registratie slechts een lijdelijke rol en behoort het niet tot zijn taak om te controleren of te beoordelen of de inschrijving in de openbare registers terecht is geschied en/of een onderzoek in te stellen naar de juistheid van de door de notaris opgestelde akte(s). Over de juistheid van die inschrijving kan alleen bij de burgerlijke rechter worden geprocedeerd.
Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 16 maart 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP7779 en 9 mei 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW5288. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de gegevens in de kadastrale registratie in overeenstemming zijn gebracht met de gegevens in de ingeschreven akte. De opvatting van eisers dat er geen onderzoek of verklaring nodig is voor het gegeven dat bij overdracht van zowel erfpacht als eigendom sprake is van vermenging, welke opvatting wordt ondersteund door de overgelegde verklaringen van de notaris, kan niet tot een ander oordeel leiden.
Tijdens de -telefonische- zitting is gebleken dat eisers hebben getracht de notaris, die blijkens de zich in het dossier bevindende brief van mening is dat er geen aanvullend juridisch onderzoek nodig is voor de conclusie dat het beperkte recht door vermenging teniet is gegaan (of, met andere woorden, dat de volle eigendom naar eisers is overgegaan) er toe te bewegen deze conclusie alsnog in de akte op te nemen. In dat geval zou de bewaarder de registratie wijzigen en vastleggen dat eisers gerechtigd zijn tot de volle eigendom. Aangezien de notaris, ondanks zijn eerdere schriftelijke toezegging de akte gratis aan te passen, niet wilde meewerken aan deze oplossing voelen eisers zich klem gezet en hebben zij zich genoodzaakt gevoeld beroep bij de rechtbank in te stellen.
De rechtbank heeft begrip voor de positie waarin eisers verkeren. Met deze procedure kan echter niet worden bereikt dat de inschrijving in het kadaster overeenkomstig de wens van eisers wordt aangepast. De regels en de jurisprudentie over de inschrijving door de bewaarder van stukken in het kadaster zijn helder. De lijn is dat verweerder bij het bijhouden van de kadastrale registratie een lijdelijke rol heeft en niet tot taak heeft zelf, ambtshalve of op verzoek, een onderzoek in te stellen naar de juistheid van de inhoud van de door de notaris opgestelde aktes. Nu verweerder in overeenstemming met deze lijn heeft gehandeld, bestaat er geen aanleiding het bestreden besluit niet in stand te laten.
7 Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.
8 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 8 juni 2020 door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van mr. B.M. van der Meide, griffier.
Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op
www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.