ECLI:NL:RBDHA:2020:5046

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 juni 2020
Publicatiedatum
8 juni 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 3254
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in het kader van toelaatbaarheidsverklaring voortgezet speciaal onderwijs

Op 8 juni 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een verzoeker in het bestuursrecht. De zaak betreft een toelaatbaarheidsverklaring voor de zoon van verzoeker, die is afgegeven door het samenwerkingsverband Passend Onderwijs VO 2801. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 14 oktober 2019, waarin de toelaatbaarheidsverklaring voor de duur van één jaar werd afgegeven. Na het indienen van beroep tegen de fictieve weigering van verweerder om een beslissing te nemen op het bezwaar, heeft verweerder op 10 april 2020 het bezwaar ongegrond verklaard. Verzoeker heeft vervolgens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij meende dat er spoedeisend belang was bij het onderwijs van zijn zoon, vooral in het licht van de coronamaatregelen.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, hoewel verzoeker aanvoert dat er spoedeisend belang is, de huidige situatie voor wat betreft het onderwijs en de bekostiging daarvan in ieder geval tot oktober 2021 gegarandeerd is. De voorzieningenrechter oordeelt dat de aangevoerde omstandigheden niet voldoende zijn om te concluderen dat er sprake is van een spoedeisende situatie die het treffen van een voorlopige voorziening noodzakelijk maakt. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond verklaard, en de voorzieningenrechter heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen, zoals toegestaan onder artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De uitspraak is gedaan door mr. J.L.E. Bakels, in aanwezigheid van griffier mr. A. Badermann. De beslissing is niet op een openbare zitting uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal later alsnog worden gepubliceerd op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/3254
uitspraak van de voorzieningenrechter van 8 juni 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening van

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

tegen

het samenwerkingsverband Passend Onderwijs VO 2801, verweerder

(gemachtigde: mr. C.F.J. Haket-Adriaansen).

Procesverloop

Bij besluit van 14 oktober 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan de zoon van verzoeker, [zoon] , een toelaatbaarheidsverklaring voor de duur van één jaar afgegeven. Hiermee wordt [zoon] toelaatbaar geacht voor het voortgezet speciaal onderwijs.
Verzoeker heeft tegen het dit besluit bezwaar gemaakt.
Op 3 maart 2020 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen de fictieve weigering van verweerder om een beslissing te nemen op verzoekers bezwaar (het beroep is bij de rechtbank bekend onder procedurenummer 20/1895).
Bij besluit van 10 april 2020 (het thans bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft desgevraagd laten weten het niet eens te zijn met het bestreden besluit. Het reeds door verzoeker ingediende beroep is dan ook gehandhaafd. Verzoeker heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Artikel 8:83, derde lid, van de Awb bepaalt dat de voorzieningenrechter uitspraak kan doen zonder dat partijen worden uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, indien hij kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken.
2 Verzoeker heeft ten aanzien van het spoedeisend belang aangevoerd dat er duidelijkheid dient te komen voor wat betreft de continuïteit van het onderwijs van [zoon] . Daarbij wijst verzoeker met name op de gang van zaken rond de voortgang van de huidige procedure en de maatregelen rondom het Corona virus. Het is voor [zoon] moeilijk om thuis onderwijs te volgen. Zonder een voorlopige voorziening zal verzoeker zonder school, financieringsconstructie en financiering komen te zitten. Verzoeker wenst dat het onderwijs voor [zoon] gegarandeerd is.
3 Verweerder heeft desgevraagd op 6 mei 2020 zijn reactie op het gestelde spoedeisend belang gegeven. Verweerder heeft daarbij aangegeven dat de maatregelen rondom het Corona virus en de uitwerking op het onderwijs van [zoon] daarvan, geen deel uitmaken van het bestreden besluit. Verweerder is niet belast met het verzorgen van onderwijs aan [zoon] . Het thans bestreden besluit ziet alleen op de afgifte van de toelaatbaarheidsverklaring.
Verweerder heeft geen inspraak in de evaluatie die in mei plaats vindt tussen Quadraat, de beoogde school voor klassikaal onderwijs ( [naam school] ) en de ouders van [zoon] . Uit deze evaluatie zal blijken of wederom voor één jaar een toelaatbaarheidsverklaring nodig is, om verder te onderzoeken of klassikaal onderwijs tot de mogelijkheden behoort. Als teruggroei naar klassikaal onderwijs bij de evaluatie niet mogelijk blijkt zal het huidige maatwerktraject bij Quadraat gecontinueerd worden. Zorg, onderwijs en de financiering daarvan blijven geborgd, aldus verweerder.
4 De voorzieningenrechter is van oordeel dat de aangevoerde omstandigheden niet tot de conclusie kunnen leiden dat sprake is van een spoedeisende situatie die het treffen van een voorlopige voorziening noodzakelijk maakt. De voorzieningenrechter acht daarbij van belang dat de huidige situatie voor wat betreft de wijze van onderwijs en de bekostiging daarvan in ieder geval tot oktober 2021 zal voorduren, zoals onder meer volgt uit de brief van de directeur van verweerder van 6 december 2019. Daarmee is onvoldoende spoed gegeven om op dit moment een voorlopige voorziening te treffen. Verzoekers betoog dat [zoon] zonder een voorlopige voorziening zonder school, financieringsconstructie en financiering zal komen te zitten kan de voorzieningenrechter gelet op het vorenstaande niet volgen. Zoals reeds overwogen is het onderwijs zoals [zoon] dat nu volgt in ieder geval tot oktober 2021 gegarandeerd. Datzelfde gaat op voor de financiering daarvan. Dat na ommekomst van deze periode het wellicht zo zal zijn dat de gemeente de financiering van het maatwerktraject overneemt indien onvoldoende groei richting onderwijs in een kleine groep gerealiseerd is, levert thans onvoldoende spoedeisend belang op om tot beoordeling van de gronden van verzoeker over te gaan.
Tot slot betreffen de effecten van de maatregelen rondom het Corona virus uitzonderlijke omstandigheden die, zoals verweerder aangeeft, niet terug te voeren zijn op het bestreden besluit. Ook deze beroepsgrond levert geen spoedeisend belang op.
5 Gelet hierop acht de voorzieningenrechter het verzoek niet spoedeisend. Het verzoek is daarom kennelijk ongegrond, zodat de voorzieningenrechter, gelet op artikel 8:83, derde lid, van de Awb, uitspraak kan doen zonder zitting.
6 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L.E. Bakels, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Badermann, griffier, op 8 juni 2020.
griffier voorzieningenrechter
Als gevolg van de maatregelen rondom het Corona virus is deze beslissing niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.