ECLI:NL:RBDHA:2020:5027
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursdwang en wegslepen van voertuigen in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 mei 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarbij bestuursdwang was toegepast door zijn auto met kenteken [kentekennummer] weg te slepen en in bewaring te stellen. Dit besluit volgde op een parkeerverbod dat gold op de plek waar de auto was geparkeerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de auto op 31 januari 2019 was aangetroffen op een parkeergelegenheid waar op dat moment een parkeerverbod gold van 07.00 tot 16.00 uur. De eiser betoogde dat hij zijn auto op 28 januari 2019 had geparkeerd, voordat het verbod van kracht werd, en verzocht om vergoeding van de kosten voor het wegslepen van zijn auto.
De rechtbank overwoog dat de auto van eiser in strijd met het parkeerverbod stond geparkeerd en dat er geen bewijs was dat de auto al geparkeerd stond op het moment dat het verkeersbord werd geplaatst. De rechtbank concludeerde dat verweerder op goede gronden had gehandeld door de auto weg te slepen en dat er geen aanleiding was voor teruggave van de wegsleep- en stallingskosten. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. J.J.P. Bosman, in aanwezigheid van mr. A. Nobel, griffier. De uitspraak is gepubliceerd op www.rechtspraak.nl en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.