3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Feit 2
Op basis van de onder 3.1 genoemde bewijsmiddelen staat vast dat de verdachte niet heeft voldaan aan de verplichting om een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden aan de motoragent als bedoeld in artikel 447e van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank is van oordeel dat daarmee het onder feit 2 ten laste gelegde feit, wettig en overtuigend is bewezen.
Feit 1
Verder staat vast dat de verdachte, nadat hem door motoragent [verbalisant 1] is gezegd dat hij was aangehouden, aanstalten maakte om weg te lopen. [verbalisant 1] heeft hem toen vastgepakt en heeft pepperspray gebruikt. De verdachte is vervolgens naar de nabijgelegen coffeeshop gelopen.
Camerabeelden
De camerabeelden van coffeeshop [naam coffeeshop] zijn door [verbalisant 4] gezien en beschreven. Hij beschrijft het volgende te hebben gezien. Een man, van wie de rechtbank begrijpt dat dit de verdachte is, loopt de coffeeshop binnen. Direct daarop komt een motoragent de coffeeshop binnen. De verdachte draait zich direct om richting de motoragent, balt van zijn linkerhand een vuist, strekt zijn hand en slaat in de richting van het gezicht van de motoragent.
De motoragent pakt vervolgens het trainingsjasje van de verdachte beet, en slaat vier maal in het gezicht van de verdachte met zijn rechterhand, en tweemaal met zijn linkerhand. De verdachte heft dan zijn rechterhand op. De motoragent duwt de verdachte hierop naar achteren en zet hem klem tegen de muur.
Vervolgens komt een tweede politieagent de coffeeshop binnen. Deze helpt de motoragent om de verdachte te fixeren tegen de wand. De tweede agent pakt de verdachte vast en slaat eenmaal in de richting van het gezicht van de verdachte. Deze agent doet een stap naar achteren, waarop de verdachte hem een trap in de richting van zijn benen geeft. De verdachte maakt met zijn arm een slaande beweging richting de tweede agent. De motoragent trekt de verdachte met draaiende beweging richting de muur. De verdachte trapt en slaat hierbij wild om zich heen en de motoragent komt klem te staan tussen de muur en de verdachte. De tweede agent probeert de verdachte bij zijn linkerarm beet te pakken, de verdachte maakt hierop wilde armbewegingen. Hierop slaat de tweede agent tweemaal met de rechterhand in het gezicht van de verdachte. De verdachte wordt bij zijn haren gepakt.
Vervolgens komt een derde agent de coffeeshop binnen. Deze derde agent probeert de verdachte vast te pakken.De verdachte slaat hierbij om zich heen, waardoor de tweede agent de grip over het haar van de verdachte verliest. De verdachte slaat de derde agent in het gezicht, waardoor de bril van deze agent op de grond valt. De derde agent geeft hierop een klap in het gezicht van de verdachte, de tweede agent pakt hierop de haren van de verdachte weer vast.
Dan komt een vierde agent de coffeeshop binnen. De verdachte pakt de vierde agent bij zijn borst vast. De vierde agent pakt de verdachte bij zijn schouders en nek beet, trekt de verdachte naar voren en brengt hem naar de grond. De verdachte werkt hierop heftig tegen, waardoor de vierde agent hem opnieuw moet vastpakken. Bij de derde trekkende beweging wordt de man naar de grond getrokken. De verdachte komt op zijn buik terecht en de agenten 2, 3 en 4 fixeren hem.
Bevindingen politieambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 2]
[verbalisant 3] heeft beschreven dat de verdachte om zich heen bleef slaan en schoppen, en vervolgens tegen zijn onderbeen aan schopte. [verbalisant 2] heeft beschreven dat de verdachte hem een klap in het gelaat heeft gegeven, waardoor hij zijn bril verloor.
Partiële vrijspraak losrukken uit de greep van [verbalisant 1]
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gebleken dat de verdachte zich op straat heeft losgerukt uit de greep van [verbalisant 1] , zoals dat hem onder het eerste gedachtestreepje wordt verweten. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Alleen motoragent [verbalisant 1] beschrijft deze handeling in het proces-verbaal van aanhouding. Bij de rechter-commissaris heeft [verbalisant 1] echter verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat hij de verdachte heeft vastgepakt. Bovendien beschrijft hij in een later proces-verbaal dat hij zich niet alles meer goed kon herinneren tijdens het opmaken van het proces-verbaal van aanhouding. Bij deze stand van zaken is de rechtbank van oordeel dat niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de verdachte door motoragent [verbalisant 1] is vastgegrepen, en dat hij zich hieruit heeft losgerukt. De verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Oordeel rechtbank met betrekking tot overige de feitelijkheden
Op grond van voornoemde feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat de verdachte schoppende en slaande bewegingen heeft gemaakt in de richting van ambtenaren [verbalisant 1] , [verbalisant 3] en [verbalisant 2] , dat hij [verbalisant 2] een klap in het gezicht heeft gegeven en daarmee de bril van [verbalisant 2] van zijn gezicht heeft geslagen, en dat hij aan [verbalisant 3] een schop tegen het been heeft gegeven. De rechtbank is van oordeel dat dit handelingen van verzet zijn, gepleegd tegen de in de tenlastelegging genoemde politieambtenaren.
De rechtbank dient te beoordelen of deze ambtenaren in de rechtmatige uitoefening van hun bediening handelden, en of de verdachte zich door zijn verzet schuldig heeft gemaakt aan wederspannigheid (feit 1).
Rechtmatige uitoefening van de bediening?
De rechtbank stelt voorop dat de politie beschikt over een wettelijk toegekend geweldsmonopolie en dat de politie bevoegd is geweld toe te passen indien dit voor de rechtmatige uitoefening van de politietaak noodzakelijk is. Het toegepaste geweld, moet worden getoetst aan de hand van subsidiariteit (was een minder verstrekkend geweldsmiddel ook mogelijk?) en proportionaliteit (ging het geweld niet te ver?).
Pepperspray
De rechtbank is van oordeel dat bovengenoemde aanhouding van de verdachte op rechtmatige gronden is gebeurd en dat de verdachte heeft getracht zich aan die aanhouding te onttrekken. Ondanks het feit dat de verdachte op dat moment 72 jaar oud was, heeft de motoragent – gelet op de fysieke verschijning van verdachte – in de veronderstelling kunnen verkeren dat de verdachte niet ouder dan 65 jaar was. In dit soort gevallen is het gebruik van pepperspray volgens artikel 12a Ambtsinstructie voor de politie, geoorloofd. De rechtbank acht het gebruik van pepperspray, anders dan door de raadsman is betoogd, evenmin in strijd met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Geweld in de coffeeshop
De rechtbank heeft de camerabeelden van coffeeshop [naam coffeeshop] bekeken, en ziet geen aanleiding om de beschrijving van de beelden door [verbalisant 4] in twijfel te trekken en gaat dan ook van die beschrijving uit.
Op grond van de beschreven camerabeelden stelt de rechtbank vast dat de verdachte een slaande beweging maakte in de richting van het hoofd van motoragent [verbalisant 1] . De rechtbank is van oordeel dat motoragent [verbalisant 1] die beweging heeft kunnen en mogen opvatten als een slaande beweging naar zijn hoofd. De rechtbank is van oordeel dat de klappen die [verbalisant 1] daarop heeft gegeven om de aanhouding te kunnen voltooien, voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, nu het verzet van de verdachte niet werd gebroken.
Met betrekking tot het optreden van [verbalisant 3] en [verbalisant 2] constateert de rechtbank dat de verdachte zich bleef verzetten tegen de aanhouding nadat zij ter plaatse waren in de coffeeshop, en dat het geweld dat door hen is gepleegd tegen de verdachte proportioneel, subsidiair en daarmee gerechtvaardigd was.
Het toegepaste geweld door [verbalisant 1] , [verbalisant 3] en [verbalisant 2] is naar oordeel van de rechtbank dan ook niet onrechtmatig geweest, zodat zij in de rechtmatige uitoefening van hun bediening werkzaam waren.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 ten laste gelegde heeft gepleegd, en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan wederspannigheid.
Nu de verklaringen van de [getuige] en de bevindingen van [verbalisant 1] niet tot het bewijs worden gebezigd, zal het door de verdediging gevoerde verweer over de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van deze verklaringen niet worden besproken.