ECLI:NL:RBDHA:2020:5014
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van smaad/laster wegens gebrek aan kennelijk doel tot ruchtbaarheid
Op 8 juni 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van smaad en laster. De verdachte had in de periode van 10 oktober 2014 tot en met 31 mei 2015 aan verschillende personen in Katwijk mededelingen gedaan over [aangever], waarbij zij stelde dat deze [aangever] haar dochters jarenlang seksueel had misbruikt. De officier van justitie vorderde veroordeling, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte niet met het kennelijke doel had gehandeld om haar uitlatingen ruchtbaarheid te geven.
De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gehouden op 25 mei 2020 en heeft de vordering van de officier van justitie en de argumenten van de verdediging zorgvuldig afgewogen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in een vertrouwelijke context had gesproken met personen die zij vertrouwde, en dat er geen opzet was om de beschuldigingen aan een breder publiek bekend te maken. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet had gehandeld met het kennelijke doel om aan haar uitlatingen ruchtbaarheid te geven, en sprak haar vrij van de tenlastegelegde feiten.
De rechtbank benadrukte dat de uitlatingen van de verdachte in een besloten kring waren gedaan en dat de verspreiding van het gerucht niet aan haar opzet te wijten was. De rechtbank verklaarde het tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen en sprak de verdachte vrij.