ECLI:NL:RBDHA:2020:5007

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2020
Publicatiedatum
5 juni 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 192
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 mei 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Verzoeker, die een financiële aanvulling had aangevraagd bij de minister van Defensie, had eerder beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar. De rechtbank had in een eerdere uitspraak op 11 september 2019 het beroep van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard voor zover het gericht was tegen het niet tijdig nemen van een besluit, en ongegrond verklaard voor het overige.

Verzoeker diende op 6 januari 2020 een verzoek om schadevergoeding in, omdat de behandeling van zijn bezwaar en beroep meer dan twee jaar had geduurd, wat de rechtbank als een overschrijding van de redelijke termijn beschouwde. De rechtbank oordeelde dat de totale overschrijding bijna drie maanden bedroeg. Gezien het feit dat de overschrijding uitsluitend aan de bestuursrechter te wijten was, werd de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 500,- aan verzoeker.

Daarnaast werd bepaald dat de griffier het door verzoeker betaalde griffierecht van € 178,- moest terugbetalen en dat de Staat der Nederlanden ook in de proceskosten van verzoeker moest bijdragen, vastgesteld op € 262,50. De uitspraak werd gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M.W.J. Sloots, griffier. Vanwege coronamaatregelen werd de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze later alsnog worden uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/192

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 mei 2020 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: drs. S.H. Springer),
en

de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid), de Staat

Procesverloop

Bij besluit van 13 juni 2017 heeft de minister van Defensie het verzoek van verzoeker om een financiële aanvulling afgewezen.
Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar tegen het besluit van 13 juni 2017.
Bij besluit van 6 december 2017 heeft de staatssecretaris van Defensie aan verzoeker een uitkering toegekend in de periode vanaf dat zijn uitkering op grond van de Uitkeringswet Gewezen Militairen eindigt totdat hij de leeftijd heeft bereikt dat hij een ouderdomspensioen ontvangt op grond van de Algemene Ouderdomswet. Mocht dit bedrag plus zijn pensioen opgebouwd bij het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds minder zijn dan 90% van zijn gerechtvaardigde aanspraak, dan wordt verzoekers tegemoetkoming op grond van de ‘Voorlopige voorziening tegemoetkoming inkomstenderving als gevolg van ophoging AOW-leeftijd’ tot dat bedrag aangevuld.
Bij uitspraak van 11 september 2019 in zaak SGR 17/8083 heeft deze rechtbank het beroep van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard, voor zover het was gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Deze rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, voor zover het was gericht tegen het besluit van 6 december 2017.
Bij brief van 6 januari 2020 heeft verzoeker bij de rechtbank een verzoek om schadevergoeding ingediend wegens overschrijding van de redelijke termijn in de beroepsfase in zaak SGR 17/8083.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak zonder zitting.
2. Het gaat in deze zaak alleen om overschrijding van de redelijke termijn door de bestuursrechter. Daarom heeft de rechtbank de Staat aangemerkt als partij.
3. In procedures als deze mag de behandeling van het bezwaar ten hoogste een half jaar en de behandeling van het beroep bij de rechtbank ten hoogste anderhalf jaar duren. Doorgaans zal geen sprake zijn van een overschrijding van de redelijke termijn, indien de fase van bezwaar en beroep gezamenlijk niet langer dan twee jaar heeft geduurd.
Als uitgangspunt geldt een tarief van € 500,- per half jaar waarmee de termijn is overschreden, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond.
4. De behandeling van het bezwaar en beroep heeft geduurd van 19 juni 2017 tot 11 september 2019, dus twee jaar en bijna drie maanden. De totale overschrijding bedraagt dus bijna drie maanden.
De behandeling van het bezwaar heeft geduurd van 19 juni 2017 tot 6 december 2017, dus minder dan een half jaar.
De behandeling van het beroep heeft geduurd van 27 november 2017 tot 11 september 2019, een jaar en ruim negen maanden. De overschrijding van de redelijke termijn bedraagt dus ruim drie maanden. Dit leidt tot een schadevergoeding van (1 x € 500,-) = € 500,-.
4. Omdat het in deze zaak alleen gaat om overschrijding van de redelijke termijn door de bestuursrechter, moet het bedrag van € 500,- geheel ten laste komen van de Staat. De rechtbank wijst het verzoek toe.
5. De rechtbank bepaalt dat de griffier het door verzoeker betaalde griffierecht terugbetaalt.
6. De rechtbank veroordeelt de Staat in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 262,50 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek om schadevergoeding toe;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) tot het betalen van een schadevergoeding aan verzoeker tot een bedrag van € 500,-;
- bepaalt dat de griffier het door verzoeker betaalde griffierecht van € 178,- aan hem vergoedt;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 262,50.
Deze uitspraak is gedaan op 27 mei 2020 door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M.W.J. Sloots, griffier. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.