ECLI:NL:RBDHA:2020:5007
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 mei 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. Verzoeker, die een financiële aanvulling had aangevraagd bij de minister van Defensie, had eerder beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar. De rechtbank had in een eerdere uitspraak op 11 september 2019 het beroep van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard voor zover het gericht was tegen het niet tijdig nemen van een besluit, en ongegrond verklaard voor het overige.
Verzoeker diende op 6 januari 2020 een verzoek om schadevergoeding in, omdat de behandeling van zijn bezwaar en beroep meer dan twee jaar had geduurd, wat de rechtbank als een overschrijding van de redelijke termijn beschouwde. De rechtbank oordeelde dat de totale overschrijding bijna drie maanden bedroeg. Gezien het feit dat de overschrijding uitsluitend aan de bestuursrechter te wijten was, werd de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 500,- aan verzoeker.
Daarnaast werd bepaald dat de griffier het door verzoeker betaalde griffierecht van € 178,- moest terugbetalen en dat de Staat der Nederlanden ook in de proceskosten van verzoeker moest bijdragen, vastgesteld op € 262,50. De uitspraak werd gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M.W.J. Sloots, griffier. Vanwege coronamaatregelen werd de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze later alsnog worden uitgesproken.