ECLI:NL:RBDHA:2020:4989
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vervolgberoep bewaring in het kader van vreemdelingenrecht en risico op besmetting met coronavirus
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 juni 2020 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van een vreemdeling, opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. S.I.N. Ebecilio, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring, die op 26 maart 2020 was opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft in het kader van de beoordeling van de rechtmatigheid van de bewaring ook de situatie rondom de coronapandemie in Detentiecentrum Rotterdam (DCR) betrokken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen besmettingen met het coronavirus onder gedetineerden in DCR zijn geconstateerd, terwijl er onder medewerkers vier besmettingen zijn vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat het risico op besmetting in detentie niet hoger is dan daarbuiten en dat de bewaring niet onevenredig bezwarend is. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan zijn verwijdering en dat de bewaring vanwege het gevaar voor besmetting onevenredig belastend is. Deze beroepsgronden zijn door de rechtbank verworpen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is en heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. J. de Gans, rechter, in aanwezigheid van mr. T. van Driel, griffier. De uitspraak is niet op een openbare zitting gedaan vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.