ECLI:NL:RBDHA:2020:4982
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van Dublinverordening met betrekking tot Frankrijk
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 juni 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Soedanese nationaliteit hebbende persoon, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had de aanvraag van de eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser stelde dat hij in Frankrijk nooit de kans had gekregen om zijn verhaal te doen en dat hij op humanitaire gronden recht had op een eerlijke behandeling van zijn asielverzoek. Tijdens de zitting op 28 mei 2020 was de eiser niet aanwezig, maar zijn gemachtigde was wel aanwezig. De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris zich op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht baseren, wat inhoudt dat men ervan uitgaat dat andere lidstaten zich aan internationale verplichtingen houden. De rechtbank concludeerde dat eiser niet had aangetoond dat er ernstige tekortkomingen waren in het asiel- en opvangsysteem in Frankrijk die zouden leiden tot een reëel risico op onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. S. Mac Donald, rechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Gall, griffier. De uitspraak is nog niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal dat alsnog gebeuren zodra het weer mogelijk is. Eiser kan binnen een week na bekendmaking van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.