Op 25 mei 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel, ingediend door de officier van justitie op 20 mei 2020. De zaak betreft een betrokkene, geboren in Zuid-Afrika, die momenteel verblijft in een accommodatie. De officier van justitie verzocht om voortzetting van de op 19 mei 2020 opgelegde crisismaatregel, gebaseerd op artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, zijn advocaat en een psychiater. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, maar dat de voortzetting van de crisismaatregel niet noodzakelijk was. De psychiater en de arts gaven aan dat er geen sprake was van verzet tegen de zorg en dat de betrokkene bereid was om vrijwillig in de accommodatie te blijven. De rechtbank concludeerde dat niet voldaan was aan de criteria voor voortzetting van de crisismaatregel en wees het verzoek af. De beschikking is gegeven door rechter H.M. Boone, bijgestaan door griffier F.A.M. Vreeswijk, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 mei 2020. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 4 juni 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.