ECLI:NL:RBDHA:2020:4958

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 mei 2020
Publicatiedatum
4 juni 2020
Zaaknummer
C/09/593118 / FA RK 20-3141
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 mei 2020 uitspraak gedaan naar aanleiding van een verzoek van de officier van justitie tot voortzetting van een crisismaatregel, zoals bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek was ingediend op 19 mei 2020, naar aanleiding van een eerder opgelegde crisismaatregel op 18 mei 2020. De rechtbank heeft de mondelinge behandeling van het verzoek telefonisch gehouden, vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen in verband met de COVID-19 pandemie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er al een zorgmachtiging was verleend op 24 april 2020, die geldig was tot en met 12 oktober 2020. De advocaat van de betrokkene betoogde dat de officier van justitie niet-ontvankelijk was in het verzoek, omdat er niet binnen de wettelijke termijn van drie dagen op het verzoek was beslist. De rechtbank heeft dit betoog verworpen, omdat de termijn op 25 mei 2020 nog niet was verlopen, gezien de gelijkstelling van 22 mei 2020 met een algemeen erkende feestdag.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel anderszins dan door een crisismaatregel kan worden afgewend, en heeft het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel afgewezen. De beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone, rechter, en is uitgesproken ter openbare zitting. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/593118 / FA RK 20-3141
Datum beschikking: 25 mei 2020

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel

Beschikkingnaar aanleiding van het op 19 mei 2020 door de officier van justitie ingediende verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de vrouw] ,

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1985, te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie [verblijfplaats] ,
advocaat: mr. M.S.C. Leistra te Zoetermeer.

Procesverloop

Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 19 mei 2020, heeft de officier van justitie verzocht om voortzetting van de op 18 mei 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beschikking van de burgemeester van de gemeente 's-Gravenhage tot het nemen van de crisismaatregel van 18 mei 2020;
  • een op 18 mei 2020 ondertekende medische verklaring van [psychiater 1] , die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij haar behandeling betrokken was;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie;
- een afschrift van de politiemutaties.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 25 mei 2020.
Bij die gelegenheid zijn op grond van artikel 2 Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid de navolgende personen gelijktijdig telefonisch gehoord door de rechtbank omdat het houden van een fysieke zitting vanwege de geldende veiligheidsmaatregelen met betrekking tot het coronavirus niet mogelijk was:
- betrokkene;
- de advocaat van betrokkene;
- de [behandelaar] in aanwezigheid van betrokkene;
- de [psychiater 2] in aanwezigheid van betrokkene.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht door de officier van justitie, is de officier van justitie niet telefonisch gehoord.

Feiten

Bij beschikking van 24 april 2020 heeft de rechtbank ten aanzien van betrokkene een zorgmachtiging verleend tot en met 12 oktober 2020.

Standpunten ter zitting

De arts brengt naar voren dat er al een zorgmachtiging was aangevraagd maar dat die kennelijk nog door de rechtbank behandeld moet worden. Omdat betrokkene met ontslag wilde terwijl er geen duidelijkheid bestond of de zorgmachtiging was verleend, is een crisismaatregel aangevraagd.
De advocaat betoogt allereerst dat niet binnen de wettelijke termijn van drie dagen op het verzoek is beslist en dat op grond daarvan de officier van justitie niet-ontvankelijk is in het verzoek. Voorts stelt de advocaat zich op het standpunt dat de VCM niet nodig is omdat de rechtbank op 24 april 2020 een zorgmachtiging heeft verleend tot en met 12 oktober 2020. De schriftelijke uitwerking daarvan is echter pas vorige week heeft ontvangen.

Beoordeling

Aan het betoog dat de crisesmaatregel zou zijn vervallen omdat er niet tijdig door de rechtbank op is beslist gaat de rechtbank voorbij. Krachtens artikel 1 van het Besluit van 20 september 2019, nr. 2016001827, is onder meer 22 mei 2020 gelijkgesteld met een algemeen erkende feestdag. Dit betekent dat de termijn als bedoeld in artikel 7:8, derde lid, Wvggz op 25 mei 2020 nog niet was verlopen.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het onmiddellijk dreigend ernstig nadeel anderszins dan door een crisismaatregel kan worden afgewend. Door de rechtbank is immers op 24 april 2020 een zorgmachtiging afgegeven waarbij de verzochte vormen van verplichte zorg reeds zijn toegewezen.
De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek tot voorzetting van de crisismaatregel.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone, rechter, bijgestaan door F.A.M. Vreeswijk als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 25 mei 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 4 juni 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.