8.2In artikel 3, tweede lid, van de Beleidsregel zijn voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken een aantal randvoorwaarden opgenomen aan de hand waarvan wordt beoordeeld of daarvoor afwijken van het bestemmingsplan wordt toegestaan, te weten:
a. bij een woning;
b. binnen de bebouwde kom;
c. in geval van de dubbelbestemming “Archeologie en Cultuurhistorie” of “Waarde —
Cultuurhistorie” het bouwen niet leidt tot een onevenredige aantasting van de
beschermde waarden;
d. in geval van de dubbelbestemming “Waarde — Archeologie” met het bouwen de
vastgestelde archeologische waarden niet worden geschaad;
e. functioneel verbonden met de woning;
f. niet aan een voorgevel;
g. indien aan een achtergevel of zijgevel:
de gezamenlijke oppervlakte van al dan niet met vergunning gebouwde bijbehorende
bouwwerken in het achtererfgebied en op het zijerf niet meer bedraagt dan:
1. in geval van een oppervlakte van het achtererfgebied en zijerf gezamenlijk
kleiner dan of gelijk aan 100 m2: 40% van die oppervlakte;
2. in geval van een oppervlakte van het achtererfgebied en zijerf gezamenlijk
groter dan 100 m2 en kleiner dan of gelijk aan 300 m2:40 m2, vermeerderd
met 20% van het deel dat groter is dan 100 m2;
3. in geval van een oppervlakte van het achtererfgebied en zijerf gezamenlijk
groter dan 300 m2:80 m2, vermeerderd met 10% van het deel dat groter is
dan 300 m2, tot een maximum van in totaal 100 m2;
ii. alleen verblijfsgebied op de begane grond;
iii. de hoogte van een daknok niet meer bedraagt dan 5 m;
iv. de goothoogte niet meer dan bedraagt dan 0,3 m boven de
bovenkant van de scheidingsconstructie tussen de eerste en tweede
bouwlaag;
v. tegen of op minimaal 1 m uit een perceelgrens;
vi. tegen of op minimaal 1 m vanaf openbaar toegankelijk gebied;
vii. de ingang niet direct grenzend aan openbaar toegankelijk gebied;
viii. de afstand tot de voorkant van de woning minimaal 1 m.