ECLI:NL:RBDHA:2020:4909

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 mei 2020
Publicatiedatum
4 juni 2020
Zaaknummer
NL20.9619
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring in het kader van vreemdelingenrecht met betrekking tot maatregelen door COVID-19

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 mei 2020 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring die aan eiser, een Algerijnse vreemdeling, was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel van bewaring was opgelegd op 3 december 2019 en eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.

Eiser voert aan dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is, vooral vanwege de coronamaatregelen die het vliegen naar Algerije belemmeren. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is geoordeeld dat de coronamaatregelen als tijdelijke belemmeringen moeten worden beschouwd. De rechtbank concludeert dat er op dit moment nog steeds mogelijkheden zijn voor uitzetting binnen een redelijke termijn, waardoor de beroepsgrond van eiser niet slaagt.

Daarnaast stelt eiser dat de omstandigheden in het detentiecentrum Rotterdam onrechtmatig zijn, omdat het detentiecentrum ook als huis van bewaring is aangewezen en het regime gebaseerd is op de Penitentiaire beginselenwet. De rechtbank oordeelt echter dat zij zich moet beperken tot de beoordeling van de aanwijzing van de plaats van bewaring en dat de door eiser aangevoerde omstandigheden niet leiden tot de conclusie dat de maatregel onrechtmatig is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.9619

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. J. van Bennekom),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 3 december 2019 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] .
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 14 april 2020 (in de zaak NL20.7787) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering in de zin van artikel 15, vierde lid, van de Richtlijn 2008/115/EG (de Terugkeerrichtlijn) is. In dit verband wijst eiser erop dat vanwege het coronavirus niet naar Algerije wordt gevlogen en dat de Algerijnse ambassade gesloten is.
4.1
De rechtbank overweegt als volgt. Deze door eiser aangevoerde gronden zijn reeds betrokken bij de uitspraak van 14 april 2020. Voorts verwijst de rechtbank naar de recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 29 april 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1141) waarin is geoordeeld dat de maatregelen die wereldwijd door overheden getroffen zijn wegens de uitbraak van het coronavirus op dit moment nog aan te merken zijn als een tijdelijke belemmering. Het is weliswaar niet uit te sluiten dat de situatie nog enige tijd zal voortduren, maar op dit moment kan nog niet worden geoordeeld dat dit zo lang zal zijn dat de uitzetting niet meer binnen een redelijke termijn kan plaatsvinden.
Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
5. Eiser voert verder aan dat de vreemdelingendetentie in detentiecentrum
Rotterdam onrechtmatig is, gelet op artikel 16 van de Terugkeerrichtlijn. Eiser stelt dat
geen sprake is van een speciale inrichting voor vreemdelingenbewaring omdat het
detentiecentrum ook is aangewezen als huis van bewaring en het regime is gebaseerd op de
Penitentiaire beginselenwet. Voorts stelt eiser dat zijn vrijheid vanwege het coronavirus sterk beperkt is. Eiser mag maar drie uur per dag luchten en zit de rest van de tijd opgesloten in zijn cel. Eiser mag geen bezoek ontvangen. Onder deze omstandigheden is sprake van strafrechtelijke detentie. Het voortduren van de maatregel is daarom onrechtmatig in de zin van artikel 15 van de Terugkeerrichtlijn.
5.1
Voor zover eiser zich beklaagt over de in het detentiecentrum Rotterdam geldende maatregelen in het kader van het coronavirus, kan de rechtbank daar niet over oordelen. De rechtbank moet zich bij de beoordeling van de tenuitvoerlegging van de bewaring beperken tot een oordeel over de aanwijzing van de plaats of ruimte voor de uitvoering van de bewaring, bezien in het licht van het daar geldende regime en dient de rechtbank in dat kader mede te toetsen aan artikel 16 van de Terugkeerrichtlijn. De rechtbank verwijst daarbij naar uitspraken van de Afdeling waarin ook is overwogen dat een klacht over de toepassing van het regime niet kan leiden tot gegrondbevinding van het beroep (ECLI:NL:RVS:2005:15 en ECLI:NL:RVS:2013:3398). Eiser kan die problemen aankaarten binnen het detentiecentrum.
5.2
Hetgeen eiser aanvoert is onvoldoende voor het oordeel dat het geldende regime in strijd is met de Terugkeerrichtlijn of anderszins onrechtmatig. De rechtbank volgt hetgeen zittingsplaats Amsterdam in haar uitspraak van 14 april 2020 reeds heeft overwogen, namelijk dat de enkele omstandigheid dat het detentiecentrum Rotterdam ook als huis van bewaring is aangewezen niet kan leiden tot de conclusie dat niet is voldaan aan de vereisten van artikel 16, eerste lid, van de Terugkeerrichtlijn. De omstandigheid dat het regime is gebaseerd op de Penitentiaire beginselenwet kan tevens op zichzelf niet leiden tot strijdigheid met artikel 16, eerste lid, van de Terugkeerrichtlijn. De overige door eiser gestelde beperkingen hebben betrekking op de toepassing van het regime binnen het detentiecentrum, welke in deze procedure niet aan de rechtbank ter beoordeling staan. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om daar prejudiciële vragen over te stellen.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Pirs, griffier.
Deze uitspraak is gedaan op:
Als gevolg van de maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, in het openbaar uitgesproken.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.