ECLI:NL:RBDHA:2020:4895
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens termijnoverschrijding in subsidiezaken
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 juni 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een buitenlandse onderneming, en de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister waarin de subsidieverlening werd vastgesteld op een lager bedrag en teveel betaalde voorschotten werden teruggevorderd. Eiseres stelde dat het beroep te laat was ingediend, maar voerde aan dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was omdat de directeur van eiseres, de heer [A], tijdelijk in de Verenigde Staten verbleef en niet op de hoogte was van het bestreden besluit dat naar zijn postadres was verzonden.
De rechtbank oordeelde dat de wettelijke termijn voor het indienen van beroep van openbare orde is en dat overschrijding daarvan leidt tot niet-ontvankelijkheid, tenzij er zeer uitzonderlijke omstandigheden zijn die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken. De rechtbank concludeerde dat de door eiseres aangevoerde redenen niet voldoende waren om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. Eiseres had het risico van de afwezigheid van haar directeur moeten ondervangen door maatregelen te treffen voor de verwerking van post.
Daarom verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres niet-ontvankelijk. De uitspraak werd gedaan zonder openbare zitting vanwege de coronamaatregelen, maar zal later alsnog openbaar worden gemaakt. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.