ECLI:NL:RBDHA:2020:4882
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de maatregel van bewaring in het kader van vreemdelingenrecht tijdens coronamaatregelen
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 mei 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die aan eiser, een Somalische nationaliteit hebbende vreemdeling, was opgelegd. De maatregel van bewaring was op 2 maart 2020 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgelegd en is sindsdien voortgezet. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.
Eiser heeft aangevoerd dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is vanwege de coronamaatregelen, aangezien hij sinds 7 januari 2020 in vreemdelingenbewaring zit en de autoriteiten van Kenia momenteel geen reisdocumenten afgeven. De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar eerdere uitspraken, waaronder een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd geoordeeld dat de coronamaatregelen op dit moment nog als een tijdelijke belemmering voor uitzetting kunnen worden beschouwd. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser niet slagen, omdat er nog steeds mogelijkheden zijn voor uitzetting binnen een redelijke termijn.
Daarnaast heeft eiser betoogd dat de maatregel van bewaring geen redelijk doel meer dient, gezien het strenge regime waarin hij 20 uur per dag in zijn cel moet blijven. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat zij zich moet beperken tot de beoordeling van de tenuitvoerlegging van de bewaring en dat klachten over het regime niet kunnen leiden tot gegrondbevinding van het beroep. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.