ECLI:NL:RBDHA:2020:4881

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 mei 2020
Publicatiedatum
3 juni 2020
Zaaknummer
NL20.10257
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen voortduren van maatregel van bewaring in het kader van vreemdelingenrecht tijdens coronamaatregelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 mei 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortduren van een maatregel van bewaring opgelegd aan eiser, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, van Poolse nationaliteit, heeft beroep ingesteld tegen deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft de relevante feiten en omstandigheden in overweging genomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig is bevonden tot 23 maart 2020. De beoordeling in deze zaak richt zich op de rechtmatigheid van de maatregel sinds dat moment. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder niet voortvarend heeft gehandeld met betrekking tot zijn uitzetting, aangezien er geen uitzettingshandelingen zijn verricht na een vertrekgesprek op 9 april 2020. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld, onderbouwd door een voortgangsrapport van 7 mei 2020, waarin wordt vermeld dat een geplande vlucht naar Polen op 12 april 2020 is geannuleerd vanwege de coronamaatregelen en het verzet van eiser.

Daarnaast heeft eiser aangevoerd dat er momenteel een volledige lockdown in Polen is en dat verweerder moet aantonen dat het luchtruim open is voor uitzetting. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de lockdown geen belemmering vormt voor de uitzetting, verwijzend naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de coronamaatregelen als tijdelijke belemmering moeten worden beschouwd en dat er nog steeds zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Pirs, griffier, en is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.10257

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.T. Laigsingh),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 9 maart 2020 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Poolse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] .
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 27 maart 2020 (in de zaak NL20.6394) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, namelijk op 23 maart 2020, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat verweerder niet voortvarend heeft gehandeld aan zijn uitzetting.
Immers, op 9 april 2020 is een vertrekgesprek gehouden met eiser. Verweerder heeft echter nadien geen uitzettingshandelingen verricht. In ieder geval had verweerder tussen 9 april 2020 en 29 april 2020 moeten onderzoeken of eiser nog steeds verzet zou plegen bij uitzetting of niet.
4.1
Uit het voortgangsrapport met betrekking tot uitzetting van 7 mei 2020 blijkt dat de voor eiser geplande vlucht van 12 april 2020 naar Polen geannuleerd moest worden, omdat eiser tijdens het vertrekgesprek van 9 april 2020 te kennen had gegeven zich tijdens de vlucht te gaan verzetten tegen zijn uitzetting en eiser op de vlucht niet door Kmar geëscorteerd kon worden vanwege het coronavirus. Voor eiser is vervolgens op 13 mei 2020 om 09:25 uur een nieuwe vlucht gepland naar Polen. Dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld volgt de rechtbank dus niet. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
5. Eiser voert verder aan dat er op dit moment een volledige lockdown is in Polen.
Verweerder dient aan te tonen dat het luchtruim naar Polen momenteel open is. Bij gebreke waarvan er sprake is van geen zicht op uitzetting binnen afzienbare tijd.
5.1
De gestelde volledige lockdown in Polen, wat daar ook van zij, is geen omstandigheid die de uitzetting van eiser naar Polen in de weg staat. Voor zover eiser wenst te betogen dat er geen zicht op uitzetting is omdat onduidelijk is of naar Polen gevlogen kan worden, verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 29 april 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1141). In deze uitspraak is geoordeeld dat de maatregelen die wereldwijd door overheden getroffen zijn wegens de uitbraak van het coronavirus op dit moment nog aan te merken zijn als een tijdelijke belemmering. Het is weliswaar niet uit te sluiten dat de situatie nog enige tijd zal voortduren, maar op dit moment kan nog niet worden geoordeeld dat dit zo lang zal zijn dat de uitzetting niet meer binnen een redelijke termijn kan plaatsvinden.
Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Pirs, griffier.
Deze uitspraak is gedaan op:
Als gevolg van de maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, in het openbaar uitgesproken.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.