ECLI:NL:RBDHA:2020:4859

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juni 2020
Publicatiedatum
2 juni 2020
Zaaknummer
AWB - 18 _ 8402
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WIA-uitkering en proceskostenvergoeding na intrekking beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 juni 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De eiser ontving een uitkering op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen, die door de Uwv was vastgesteld op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Echter, na een bezwaar van de ex-werkgever van eiser, heeft de Uwv het primaire besluit herzien en de WIA-uitkering van eiser beëindigd per 18 januari 2018. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar heeft dit beroep later ingetrokken na een gewijzigde beslissing van de Uwv, waarin eiser in aanmerking werd gesteld voor een uitkering op grond van de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA).

De rechtbank benoemde een psychiater als deskundige om eiser te onderzoeken en op 27 januari 2020 werd er gerapporteerd. Na de intrekking van het beroep heeft eiser verzocht om vergoeding van de proceskosten, waarop de Uwv niet heeft gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens overwogen dat de Uwv aan eiser is tegemoetgekomen en heeft besloten om de Uwv te veroordelen in de proceskosten die eiser heeft gemaakt. De kosten zijn vastgesteld op € 525,- voor de rechtsbijstand en het griffierecht van € 46,- moet door de Uwv aan eiser worden vergoed.

De uitspraak is gedaan door mr. O.M. Harms, rechter, in aanwezigheid van S.J.W. Stort, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze later alsnog worden uitgesproken. De partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 18/7532

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 mei 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A.M.T. Wigger),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. D. Spiering-Kalay).

Procesverloop

Bij besluit van 18 januari 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser meegedeeld dat de uitkering die hij ontving op grond van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen ongewijzigd blijft, naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
Bij besluit van 31 oktober 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het hiertegen door de ex-werkgever gemaakte bezwaar gegrond verklaard en het primaire besluit herzien, in die zin dat de WIA-uitkering van eiser zes weken na de dag waarop de beslissing op bezwaar bekend is gemaakt, wordt beëindigd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft psychiater [pyschiater] als deskundige benoemd om eiser te onderzoeken en hiervan de rechtbank van verslag en advies te voorzien. Op 27 januari 2020 heeft de deskundige aan de rechtbank gerapporteerd.
Verweerder heeft vervolgens een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, gedateerd 9 maart 2020. Verweerder heeft hierin het bestreden besluit van 31 oktober 2018 herzien, het bezwaar van ex-werkgever gegrond verklaard en bepaald dat eiser per 18 januari 2018 in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA).
Eiser heeft vervolgens bij brief van 1 april 2020 het beroep ingetrokken met het verzoek verweerder te veroordelen in de proceskosten.
Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, op verzoek van de indiener gedaan bij de intrekking van het beroep, het bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de kosten die de indiener in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken.
2. De rechtbank stelt vast dat verweerder aan eiser is tegemoetgekomen als bedoeld in artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb.
3. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 525,- (één punt voor het indienen van het beroepschrift).
4. De rechtbank wijst er tot slot op dat het door eiser betaalde griffierecht ten bedrage van € 46,- ingevolge artikel 8:41, zevende lid, van de Awb door verweerder aan eiser moet worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten ten bedrage van € 525,-.
Deze uitspraak is gedaan op 2 juni 2020 door mr. O.M. Harms, rechter, in aanwezigheid van S.J.W. Stort, griffier. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat voor partijen binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet open bij de rechtbank.
De indiener van het verzetschrift kan daarbij op grond van artikel 8:55, eerste lid van de Awb vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.