ECLI:NL:RBDHA:2020:4854
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de Ziektewet-uitkering en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 mei 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering. Eiser ontving vanaf 23 november 2015 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) en meldde zich op 26 maart 2018 ziek. Na een periode van arbeidsongeschiktheid werd hem een ZW-uitkering toegekend per 23 mei 2018. De uitkering werd door de Uwv per 26 april 2019 beëindigd, maar na bezwaar werd dit besluit aangepast en werd de uitkering per 8 september 2019 beëindigd. Eiser ging in beroep tegen dit besluit, stellende dat het niet zorgvuldig was voorbereid en onvoldoende gemotiveerd.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de medische rapporten van verzekeringsartsen en de beoordeling van de arbeidsdeskundige. De rechtbank concludeerde dat de Uwv zijn besluiten op zorgvuldige wijze had genomen en dat de medische en arbeidskundige beoordelingen voldoende onderbouwd waren. Eiser had geen aanvullende medische informatie overgelegd die de beoordeling van zijn klachten kon ondermijnen. De rechtbank oordeelde dat de functies die aan eiser waren geduid, passend waren binnen zijn belastbaarheid.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat de beëindiging van de ZW-uitkering per 8 september 2019 terecht was. De uitspraak werd gedaan in het kader van de maatregelen rondom het coronavirus, waardoor de uitspraak niet op een openbare zitting kon worden gedaan, maar later alsnog gepubliceerd zou worden.