ECLI:NL:RBDHA:2020:4850

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 mei 2020
Publicatiedatum
2 juni 2020
Zaaknummer
C/09/592913 / KG ZA 20-419 + C/09/592915 / KG ZA 20-420 + C/09/593150 / KG ZA 20-437
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over de rechtsgeldigheid van een pandakte en de bescherming van de pandhouder

In deze zaak, die op 29 mei 2020 werd behandeld, stonden drie kort gedingen centraal, waarbij Progresso Holding B.V., AEH Concepts Holding B.V. en Progresso Technology B.V. als eisers optraden tegen Corporate Factoring Solutions B.V. (CFS) als gedaagde. De kern van het geschil betrof de rechtsgeldigheid van een pandakte die door Progresso Technology aan CFS was verstrekt. De eisers betwistten de geldigheid van de pandakte, met name de handtekening van [A], die als indirect bestuurder van Progresso Technology zou hebben getekend. CFS stelde zich op het standpunt dat de pandakte rechtsgeldig was en dat zij beschermd was tegen eventuele onbevoegdheid van de ondertekenaar op grond van artikel 3:238 van het Burgerlijk Wetboek.

De voorzieningenrechter, mr. H.J. Vetter, oordeelde dat CFS aannemelijk had gemaakt dat [A] de pandakte op 29 januari 2020 had geparafeerd en ondertekend. De rechter wees op de overeenkomsten tussen de handtekeningen van [A] op de pandakte en andere stukken, en concludeerde dat CFS gerechtvaardigd vertrouwen had in de geldigheid van de akte. De voorzieningenrechter weigerde de gevraagde voorzieningen van de eisers en veroordeelde hen in de proceskosten. Dit leidde tot een afwijzing van de verzoeken van Progresso Holding, AEH en Progresso Technology, en een kostenveroordeling voor elk van hen. In reconventie werd het conservatoire beslag dat door Progresso Technology was gelegd, opgeheven.

Uitspraak

Rechtbank den haag
Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummers:
I. C/09/592913 / KG ZA 20-419
II. C/09/592915 / KG ZA 20-420 en
III. C/09/593150 / KG ZA 20-437
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraken in kort geding ter zitting van 29 mei 2020
in de zaken van:
I.
PROGRESSO HOLDING B.V.te Dordrecht,
eiseres,
advocaat mr. P.L.G. Rens te Den Haag,
tegen:
CORPORATE FACTORING SOLUTIONS B.V.te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mrs. P.C.M. Ouwens en E.P.J. Verweij te Rotterdam,
en
II.
AEH CONCEPTS HOLDING B.V.te Oegstgeest,
eiseres,
advocaat mr. P.L.G. Rens te Den Haag,
tegen
CORPORATE FACTORING SOLUTIONS B.V.te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mrs. P.C.M. Ouwens en E.P.J. Verweij te Rotterdam,
en
III.
PROGRESSO TECHNOLOGY B.V.,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. P.L.G. Rens te Den Haag,
tegen
CORPORATE FACTORING SOLUTIONS B.V.te Den Haag,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mrs. P.C.M. Ouwens en E.P.J. Verweij te Rotterdam,
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als 'Progresso Holding', 'AEH', Progresso Technology' en 'CFS'.
Aanwezig is mr. H.J. Vetter, voorzieningenrechter, bijgestaan door J.W. van Leeuwen, griffier.
Verschenen zijn:
- de heer [A] , bestuurder (al dan niet indirect) van Progresso Holding, AEH en Progresso Technology, bijgestaan door mr. P.L.G. Rens;
- mrs. P.C.M. Ouwens en E.P.J. Verweij.
Nadat partijen hun standpunten hebben toegelicht, over en weer hebben gereageerd op de standpunten van de wederpartij en vragen van de voorzieningenrechter hebben beantwoord, heeft de voorzieningenrechter de zitting voor korte tijd geschorst. Na hervatting van de zitting heeft de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) mondeling uitspraak gedaan. Deze luidt als volgt.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
De kern van de onderhavige geschillen is gelegen in een door Progresso Technology aan CFS verstrekt pandrecht, waarop CFS zich beroept, terwijl de (rechtsgeldige) vestiging daarvan door Progresso Holding, AEH en Progresso Technology wordt bestreden.
1.2.
Uitgaande van de inhoud van de met het oog op die verpanding opgemaakte pandakte zou deze op 29 januari 2020 door [B] , toenmalig bestuurder van CFS, en [A] , indirect bestuurder van Progresso Technology, zijn geparafeerd en ondertekend. Progresso Holding, EAH en Progresso Technology betwisten dat [A] de akte heeft geparafeerd en ondertekend. Volgens hen bevond [A] zich op het moment dat de akte tot stand kwam niet op het bedrijf van Progresso Technology te Voorschoten, alwaar de akte volgens CFS tot stand is gekomen.
1.3.
Van belang is dat de handtekeningen en parafen van [A] op de pandakte een grote mate van overeenstemming vertonen met die van hem op andere in het geding gebrachte stukken, waarvan de echtheid niet wordt bestreden.
1.4.
Daar komt bij dat CFS aannemelijk heeft gemaakt dat [A] rond het tijdstip waarop de pandakte werd gesloten een bedrag van € 20.000,-- heeft overgemaakt aan CFS. Dit vormt een aanwijzing dat [A] zich ervan bewust was CFS een vordering heeft op Progresso Technology. Gelet hierop - alsmede op de omvang van de totale vordering die CFS stelt te hebben - is het aannemelijk dat CFS, na de betaling van het bedrag van
€ 20.000,--, zekerheid verlangde voor het resterende deel van haar gepretendeerde vordering. In een dergelijke situatie ligt het voor de hand dat zekerheid wordt gesteld door middel van het vestigen van een pandrecht.
1.5.
Bovendien maken van de pandakte onderdeel uit inventarislijsten en (door CFS gemaakte) foto's van de zaken die zich ten tijde van de vestiging van het pandrecht bevonden in het bedrijf van Progresso Technology. Het is moeilijk voorstelbaar dat het opstellen van de inventarislijsten en het maken van de foto's onder andere omstandigheden hebben plaatsgevonden dan tijdens een bijeenkomst op 29 januari 2020 waarbij [A] aanwezig was. Hieraan doen de filmopnamen en rittenregistratie, waarop Progresso Holding, AEG en Progresso Technology zich beroepen, niet af. Evenals in het eerdere kort geding tussen Progresso Technology en CFS, dat heeft geleid tot een vonnis van 7 april 2020, maken de filmbeelden ook in de onderhavige zaken geen onderdeel uit van de processtukken, zodat die reeds daarom geen rol kunnen spelen. Voorts kan de rittenregistraties de voorzieningenrechter - evenals de voorzieningenrechter in het eerdere kort geding - er niet van overtuigen dat [A] de pandakte niet heeft kunnen paraferen en ondertekenen. Die registraties behoeven dat in ieder geval niet zonder meer mee te brengen.
1.6.
Op grond van het voorgaande moet voorshands ervan worden uitgegaan dat [A] de pandakte op 29 januari 2020 namens Progresso Technology parafeerde en ondertekende. Voor zover zou moeten worden aangenomen dat niet [A] maar een ander, in het pand van Progresso Technology aanwezig, met een nagebootste handtekening van [A] de pandakte heeft ondertekend, moet voorshands worden aangenomen dat CFS tegen de onbevoegdheid van deze persoon wordt beschermd op grond van gerechtvaardigd vertrouwen.
1.7.
In het kort geding dat leidde tot het vonnis van 7 april 2020 nam Progresso Technology het standpunt in dat alle door het pandhoudersbeslag getroffen zaken haar eigendom waren, welk standpunt zij ook lijkt in te nemen in het gevraagde verlof aan de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, om ten laste van CFS beslag tot afgifte en levering te leggen onder [de B.V.] te [plaats], welk verlof op 25 mei 2020 is verleend waarna het beslag is gelegd op 27 mei 2020. In de hier aan de orde zijnde geschillen, in ieder geval die tussen enerzijds Progresso Holding en AEH en anderzijds CFS, wordt echter het - door CFS gemotiveerd betwiste - standpunt ingenomen dat de eigendom van het overgrote deel van de zaken in eigendom toebehoort aan Progresso Holding en AEH.
1.8.
De omstandigheid dat voormelde standpunten zich niet goed met elkaar lijken te verhouden kan echter verder buiten beschouwing blijven. Voor zover het inderdaad zo is dat Progresso Technology eigendommen van derden (lees Progresso Holding en AEH) zou hebben verpand, waarmee sprake zou zijn van onbevoegdheid aan de zijde van Progresso Technology, kan dat Progresso Holding en AEH niet baten. In de pandakte heeft Progresso Technology (lees: [A] ) - onder 7 - uitdrukkelijk aangegeven in te staan voor zijn bevoegdheid om over de zaken te beschikken. In de gegeven omstandigheden mocht CFS daarvan ook uitgaan. Daar komt bij dat CFS noch vóór, noch ten tijde van het leggen van het pandhoudersbeslag, ervan op de hoogte was (gesteld) dat een deel van de zaken aan Progresso Holding en/of AEH toebehoorden. Op grond van een en ander moet voorlopig worden geoordeeld dat CFS op grond van artikel 3:238 van het Burgerlijk Wetboek is beschermd tegen die eventuele onbevoegdheid van Progresso Technology.
1.9.
De slotsom is dat zal worden beslist zoals hieronder in de dicta vermeld.
1.10.
Progresso Holding, AEH en Progresso Technology zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het door ieder van hen aanhangig gemaakte geding. Voorts zal Progresso Technology worden veroordeeld in de kosten van de door CFS tegen haar ingestelde reconventionele vordering.

2.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in de zaak C/09/592913 / KG ZA 20-419 (Progresso Holding/CFS):
2.1.
weigert de gevraagde voorziening;
2.2.
veroordeelt Progresso Holding in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van CFS begroot op € 1.636,--, waarvan € 980,-- aan salaris advocaat en € 656,-- aan griffierecht;
2.3.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de zaak C/09/592915 / KG ZA 20-420 (AEH/CFS):
2.4.
weigert de gevraagde voorziening;
2.5.
veroordeelt AEH in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van CFS begroot op € 1.636,--, waarvan € 980,-- aan salaris advocaat en € 656,-- aan griffierecht;
2.6.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in de zaak C/09/593150 / KG ZA 20-437 (Progresso Technology/CFS):
in conventie
2.7.
weigert de gevraagde voorziening;
2.8.
veroordeelt Progresso Technology in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van CFS begroot op € 1.636,--, waarvan € 980,-- aan salaris advocaat en € 656,-- aan griffierecht;
2.9.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
2.10.
heft op de op verzoek van Progresso Technology ten laste van CFS gelegde conservatoire beslagen onder [de B.V.];
2.11.
veroordeelt Progresso Technology in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van CFS begroot op € 490,-- aan salaris advocaat.
WAARVAN PROCES-VERBAAL,
…………………………………. …………………………………
J.W. van Leeuwen mr. H.J. Vetter