ECLI:NL:RBDHA:2020:4828

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 mei 2020
Publicatiedatum
2 juni 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 4676
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp op basis van de Wmo

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 mei 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer. De eiser had een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening op het gebied van huishoudelijke hulp, welke was afgewezen door verweerder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser, die met zijn echtgenote in een eigen woning woont, een persoonsgebonden budget (PGB) heeft voor persoonlijke verzorging en verpleging. De aanvraag voor huishoudelijke hulp werd afgewezen op basis van het rapport van de WMO-consulent, die stelde dat de echtgenote van eiser de huishoudelijke taken op zich moest nemen als gebruikelijke zorg.

De rechtbank heeft overwogen dat de echtgenote van eiser voltijds voor hem zorgt en dat de tijd die zij aan het huishouden kan besteden, afhankelijk is van haar werk en reistijd. Eiser heeft betoogd dat zijn echtgenote overbelast raakt door de combinatie van zorgtaken en huishoudelijke taken, maar de rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zijn echtgenote daadwerkelijk overbelast is. De rechtbank heeft geen medische verklaringen of andere bewijsstukken ontvangen die de overbelasting zouden onderbouwen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat de afwijzing van de aanvraag door verweerder terecht was. De rechtbank heeft geen reden gezien om te oordelen dat de voorwaarden voor het toekennen van een maatwerkvoorziening niet door de gemeente Zoetermeer konden worden gehanteerd. De uitspraak is gedaan zonder openbare zitting vanwege de coronamaatregelen, maar zal later alsnog openbaar worden gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 19/4676

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 mei 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Tibben).

Procesverloop

Bij besluit van 17 april 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om toekenning van een maatwerkvoorziening op het vlak van huishoudelijke hulp krachtens de Wet maatschappelijk ondersteuning (Wmo) afgewezen.
Bij besluit van 12 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus heeft er met toestemming van partijen geen onderzoek ter zitting plaatsgevonden.

Overwegingen

1.1
Eiser is met zijn echtgenote eind maart 2019 verhuisd naar een eigen woning te [woonplaats] . Tot op dat moment woonde eiser met zijn echtgenote in bij zijn ouders.
1.2
Aan eiser is door zijn zorgverzekeraar een persoonsgebonden budget (PGB) toegekend voor 38,5 uur per week voor persoonlijke verzorging en verpleging voor de periode van 16 februari 2019 tot en met 15 februari 2021. Hij betaalt daarmee zijn echtgenote die hem verzorgt.
1.3
Eiser heeft op 20 maart 2019 bij verweerder een aanvraag gedaan om toekenning van huishoudelijke hulp.
2.1
Bij het primaire besluit heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Verweerder heeft zich daarbij gebaseerd op het rapport van de WMO-consulent. Deze schrijft dat de echtgenote het huishouden op zich moet nemen. Dit valt onder gebruikelijke zorg en is voorliggend op toekenning van maatwerkvoorziening op basis van de Wmo.
2.2
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd. Verweerder heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat het uitgangspunt is dat de echtgenote van eiser voltijds voor hem zorgt. Dat geldt dus als een volledige baan. Een partner met een volledig baan wordt geacht de huishoudelijke taken over te nemen. De tijd die de echtgenote van eiser kwijt is aan het brengen en halen van eiser naar en van zijn school, ziet verweerder als reistijd voor woon-werkverkeer. Een reistijd van twee uur per dag is gebruikelijk bij een voltijds baan. Bovendien is de reistijd het gevolg van de eigen schoolkeuze en dus redelijkerwijs voorzienbaar. Bij voltijds werk geldt als norm dat de werkende partner dagelijks twee uur aan niet uitstelbare huishoudelijke activiteiten kan besteden en dat in de weekenden de uitstelbare taken worden gedaan. Nu de echtgenote van eiser een werktijd van 38 uur heeft en rekening houdend met een reistijd van 10 uur per week, kan de echtgenote de huishoudelijke taken volledig voor haar rekening kan nemen. De situatie van de zus van eiser staat op zich volgens verweerder, zodat eiser daar geen rechten aan kan ontlenen.
3. Eiser vertelt dat zijn echtgenote hem verpleegt en verzorgt. Dat is een taak die dag en nacht in beslag neemt. Het kost dus meer tijd dan de 38 uur per week waarvoor de PGB-indicatie is afgegeven. Zijn familie vult de overige 20 uur in. Naar de mening van eiser is zijn echtgenote niet in staat om naast haar zorgtaken ook nog het huishouden te verzorgen. Eiser wijst erop dat zijn zus, broer en vader dezelfde aandoening hebben en wel alledrie huishoudelijke hulp ontvangen.
4.1
De rechtbank stelt vast dat er geen onenigheid is over de zorg die eiser nodig heeft. Ook is er geen onenigheid over dat de echtgenote hem voltijds verzorgt en dat eiser daarvoor een PGB heeft gekregen van 38 uur per week.
4.2
De rechtbank begrijpt het beroep van eiser zo dat de echtgenote van eiser geen tijd vrij heeft voor het huishouden en dat zij dan overbelast raakt. Dat moet eiser volgens de Beleidsregels dan aannemelijk maken. Omdat eiser alleen beschrijft wat zij allemaal doet, maar niets uitlegt over waarom dat te veel is en er ook geen medische verklaringen over bekend zijn, vindt de rechtbank dat niet aannemelijk gemaakt.
5.1
Eiser volgt met ingang van schooljaar 2018-2019 de tweejarige entreeopleiding Assistent Bouwen, wonen en onderhoud bij ROC Mondriaan in Den Haag. Hij wordt door zijn echtgenote gebracht en gehaald en overdag gaat zij daarheen om hem te katheteriseren. Volgens eiser is dat een belangrijke reden dat zijn echtgenote onvoldoende tijd heeft voor het huishouden. Door de moeder van eiser is op de hoorzitting uitgelegd dat voor het ROC Mondriaan is gekozen omdat deze school er aan mee wil werken dat eiser in zijn eigen tempo kan werken en dat hij extra begeleiding krijgt. Bij andere scholen is dat niet gelukt.
5.2
De rechtbank is het eens met verweerder dat deze reistijd niet genoeg is om er anders tegen aan te kijken. De moeder van eiser heeft geen brieven of andere schriftelijke gegevens laten zien waaruit blijkt dat eiser alleen bij het ROC Mondriaan terecht kon. Dat is nodig, omdat ook in Zoetermeer entree opleidingen worden aangeboden.
6. Het feit dat eiser toen hij thuis woonde wel huishoudelijke hulp kreeg en dat zijn zus, broer en vader dat ook krijgen, is ook geen reden er anders tegen aan te kijken. Het is niet duidelijk of zij in precies dezelfde omstandigheden zitten en ook niet of zij ook in Zoetermeer wonen. Elke gemeente mag namelijk zelf beslissen over de voorwaarden die gelden voor het toekennen van een voorzieningen op basis van de Wmo. De rechtbank ziet geen reden waarom de voorwaarden van de Zoetermeer niet door de beugel kunnen.
7. Het beroep is ongegrond
8. Er daarom geen reden om verweerder te veroordelen tot het betalen van eventuele kosten die eiser voor deze procedure heeft gemaakt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 28 mei 2020 door mr. D.A.J. Overdijk, rechter, in aanwezigheid van W.M. Colpa, griffier. Als gevolg van de maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.
BIJLAGE
1. Artikel 3.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wmo-verordening Zoetermeer 2015 (de Verordening) bepaalt dat een cliënt die zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de gemeente Zoetermeer in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening in verband met de door hem ondervonden beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet met gebruikelijke hulp kan verminderen of wegnemen.
2 Artikel 3.2, tweede, aanhef en onder a, van de Verordening bepaalt dat geen aanspraak op een maatwerkvoorziening bestaat indien deze voor de persoon als de cliënt algemeen gebruikelijk is.
3 In de Beleidsregels Wmo 2015 gemeente Zoetermeer (de Beleidsregels) is ten aanzien van de vraag of in individuele situaties van een uitzondering sprake is op grond waarvan toch taken of activiteiten in het kader van gebruikelijke hulp moeten worden overgenomen het volgende opgenomen: Eén van de redenen daarvoor kan zijn dat degenen van wie wordt verwacht dat zij gebruikelijke hulp bieden, overbelast zijn (geraakt) en niet meer in staat zijn die hulp te bieden. Steeds moet duidelijk zijn hoe de overbelasting zich uit en wat deze inhoudt. De met de overbelasting gepaard gaande klachten moeten duidelijk beschreven worden. In voorkomende gevallen kan contact opnemen met de huisarts over de ouder, partner of huisgenoot nodig zijn om een oordeel te vormen.
4 Volgens de Beleidsregels moet een beroep op (dreigende) overbelasting van de huisgenoot door de cliënt aannemelijk worden gemaakt.
5 In bijlage 5 van de beleidsregels staat dat de Wmo-consulent altijd onderzoekt of er in de individuele situatie moet worden afgeweken van de algemene regels. Reden om in de individuele situatie af te wijken, kan zijn dat degene van wie wordt verwacht dat zij taken of activiteiten overneemt in het kader van gebruikelijke hulp, overbelast dreigt te raken (hierna de huisgenoot). Overbelasting is: meer belasten dan het prestatievermogen toelaat. In medische kringen praten we over het(on)evenwicht tussen draagkracht(belastbaarheid) en draaglast (belasting). Overbelasting kan veroorzaakt worden door een combinatie van symptomen van lichamelijke of psychische aard en wordt bepaald door in- en uitwendige factoren.