ECLI:NL:RBDHA:2020:4828
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp op basis van de Wmo
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 mei 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer. De eiser had een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening op het gebied van huishoudelijke hulp, welke was afgewezen door verweerder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser, die met zijn echtgenote in een eigen woning woont, een persoonsgebonden budget (PGB) heeft voor persoonlijke verzorging en verpleging. De aanvraag voor huishoudelijke hulp werd afgewezen op basis van het rapport van de WMO-consulent, die stelde dat de echtgenote van eiser de huishoudelijke taken op zich moest nemen als gebruikelijke zorg.
De rechtbank heeft overwogen dat de echtgenote van eiser voltijds voor hem zorgt en dat de tijd die zij aan het huishouden kan besteden, afhankelijk is van haar werk en reistijd. Eiser heeft betoogd dat zijn echtgenote overbelast raakt door de combinatie van zorgtaken en huishoudelijke taken, maar de rechtbank oordeelde dat eiser niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zijn echtgenote daadwerkelijk overbelast is. De rechtbank heeft geen medische verklaringen of andere bewijsstukken ontvangen die de overbelasting zouden onderbouwen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat de afwijzing van de aanvraag door verweerder terecht was. De rechtbank heeft geen reden gezien om te oordelen dat de voorwaarden voor het toekennen van een maatwerkvoorziening niet door de gemeente Zoetermeer konden worden gehanteerd. De uitspraak is gedaan zonder openbare zitting vanwege de coronamaatregelen, maar zal later alsnog openbaar worden gemaakt.