ECLI:NL:RBDHA:2020:4815

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 mei 2020
Publicatiedatum
2 juni 2020
Zaaknummer
NL20.2791
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvragen op basis van ongeloofwaardig relaas van eisers met Belarussische nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 mei 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eisers, een man en een vrouw van Belarussische nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hebben aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvragen afgewezen, omdat het relaas van eisers als ongeloofwaardig werd beschouwd. Eisers hebben tegen deze besluiten beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 15 mei 2020 zijn eisers verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft de verklaringen van eisers beoordeeld en geconcludeerd dat er sprake was van tegenstrijdigheden in hun verklaringen, met name over de gebeurtenissen rondom de mishandeling en de aangiften bij de politie. De rechtbank oordeelde dat de door verweerder geconstateerde tegenstrijdigheden in de verklaringen van eisers niet enkel kleine afwijkingen betroffen, maar wezenlijke inconsistenties die de geloofwaardigheid van hun asielrelaas ondermijnden. De rechtbank heeft ook de door eisers overgelegde documenten beoordeeld, maar deze werden niet overtuigend geacht om het relaas alsnog geloofwaardig te maken. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de aanvragen van eisers terecht zijn afgewezen als ongegrond, en de beroepen zijn ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.2791 en NL20.2792

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser]

V-nummer: [#] ,
eiser,
en
[eiseres] ,
V-nummer: [#] ,
eiseres,
gezamenlijk te noemen: eisers,
(gemachtigde: mr. E.A.A. Charry),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

verweerder,
(gemachtigde: mr. C.W. Griffioen).

ProcesverloopBij besluiten van 6 januari 2020 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroepen ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft in beide zaken plaatsgevonden op 15 mei 2020. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is verschenen A.D. Tjallema. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eisers stellen Belarussische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] respectievelijk [geboortedatum 2] .
Eisers hebben aan hun asielaanvragen het volgende ten grondslag gelegd. Eiser is ondernemer en hij heeft op 13 augustus 2018 een aanbesteding gewonnen van een bedrag van 100.000 dollar voor de verbouwing van de facade van de staatsuniversiteit in Polotsk. Op 16 augustus 2018 zijn drie mannen naar zijn woning gekomen die een gedeelte van dit bedrag opeisten. Eiser heeft diezelfde avond aangifte gedaan bij de politie. Vervolgens is eiser op 17 augustus 2018 wederom bezocht en is hij mishandeld door dezelfde drie mannen. Op 18 augustus 2018 heeft hij weer aangifte gedaan bij de politie alwaar hij majoor [naam majoor] heeft ontmoet. Deze heeft eiser gedurende een week in een isoleercel geplaatst. Nadat eiser op 25 augustus 2018 is vrijgelaten, is hij naar het openbaar ministerie gegaan voor hulp maar die gaf aan hem niet te kunnen helpen. Vervolgens is eiser op 26 of 27 augustus 2018 door dezelfde drie mannen samen met eiseres en hun hondje ontvoerd en naar een bos gebracht. Eiser is aan een boom vastgebonden en mishandeld. Eiseres is door de mannen meegenomen in een auto en aangerand en hun hondje is doodgeschoten. Vervolgens hebben de mannen eisers vrijgelaten waarna zij naar Braslav zijn vertrokken. Eiser heeft zich aan zijn verwondingen laten behandelen in het ziekenhuis. Na twee weken is eiser teruggekeerd naar zijn woning om het geld te betalen dat de mannen eisten. Later heeft eiser een tweede betaling verricht. Uiteindelijk hebben eisers hun land van herkomst verlaten. Eisers stellen bij terugkeer te vrezen voor dezelfde mannen, alsmede voor de politie.
2. Het asielrelaas van eisers bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Eiser heeft verklaard dat hij [naam eiser] heet, is geboren op [geboortedatum] en burger van Belarus (Wit-Rusland) is;
2. eiseres heeft verklaard dat zij [eiseres] heet, is geboren op [geboortedatum 2] en burger van Belarus (Wit-Rusland) is;
3. eiser heeft op 13 augustus 2018 een aanbesteding gewonnen van 100.000 dollar waarna hij in de periode van 16 augustus 2018 tot en met halverwege oktober 2018 problemen heeft ondervonden van de zijde van drie onbekende mannen, omdat zij delen van dit bedrag opeisten.
Verweerder acht de opgegeven identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Echter, verweerder acht ongeloofwaardig dat eiser een aanbesteding heeft gewonnen en dat hij daarna problemen heeft ondervonden van de zijde van drie onbekende mannen. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvragen worden afgewezen als ongegrond.
3. Eisers voeren (samengevat) aan dat verweerder ten onrechte hun relaas ongeloofwaardig heeft geacht omdat eisers tegenstrijdige verklaringen zouden hebben afgelegd. Allereerst menen eisers dat geen sprake is van tegenstrijdigheden, maar enkel van kleine afwijkingen tussen hun verklaringen die niet met zich meebrengen dat daardoor het gehele relaas ongeloofwaardig moet worden geacht. Voorts is het gebruikelijk dat het woord “we” in het Russisch wordt gebruikt maar dat daarmee een persoon wordt bedoeld. Daardoor is de onduidelijkheid over of eiseres wel of niet aanwezig was bij de aangifte en de mishandeling ontstaan. Eiser heeft ten slotte veel stress gehad door de mishandelingen, waardoor hij vaak in de war is en psychische klachten heeft. Ter onderbouwing heeft eiser een verklaring van het psychiatrisch ziekenhuis van de regio Polotsk overgelegd van oktober 2011 en een e-mail met een schriftelijke verklaring van eiser over zijn psychische gesteldheid van 23 januari 2020.
3.1
Verweerder heeft zich (samengevat) in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat het relaas van eisers ongeloofwaardig is. Daartoe is redengevend dat eisers niet hebben kunnen vertellen wie de drie mannen zijn die op 16 augustus 2018 naar de woning zijn gekomen, dan wel op welke wijze de mannen op de hoogte zijn geraakt van het feit dat eiser de aanbesteding had gewonnen en het daaraan verbonden bedrag aan hem was uitgekeerd. Voorts hebben eisers tegenstrijdig verklaard over of eiseres wel of niet aanwezig was toen eiser aangifte deed bij de politie op 16 augustus 2018, of eiseres aanwezig was bij de mishandeling van eiser op 17 augustus 2018 en of zij toen wel of niet tegen de mannen heeft geschreeuwd. Voorts hebben eisers tegenstrijdig verklaard over of eiseres mee is gegaan naar het ziekenhuis, of zij aanwezig was toen eiser de majoor van de politie sprak en of zij mee is gegaan toen eiser naar het openbaar ministerie ging. Ook acht verweerder het bevreemdend dat eisers nadat zij zijn ondergedoken in Braslav alsnog zijn teruggekeerd naar hun appartement in Polotsk. Ten slotte hebben eisers wisselend verklaard over het inschakelen van journalisten.
3.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eisers tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd. Dat enkel sprake zou zijn van kleine afwijkingen tussen hun verklaringen die niet met zich meebrengen dat daardoor het gehele relaas ongeloofwaardig is, volgt de rechtbank niet. De door verweerder geconstateerde tegenstrijdigheden betreffen immers grotendeels steeds de vraag of eiseres bij belangrijke hoofdlijnen uit hun relaas, zoals de mishandeling, de aangiftes en het ziekenhuisbezoek, aanwezig was. Dat het woord “we” in het Russisch wordt gebruikt maar dat daarmee één persoon wordt bedoeld, is ook onvoldoende om tot een ander oordeel te leiden omdat de meerdere door verweerder geconstateerde tegenstrijdigheden in de verklaringen van eisers niet enkel ziet op het gebruik van het woord “ we”. Ten slotte slaagt het standpunt dat eiser tijdens het nader gehoor in de war was en hij psychische problemen heeft door de mishandelingen evenmin. Uit het advies van het FMMU van 18 november 2018 over eiser blijkt geenszins dat er beperkingen waren bij het horen. Ook uit het verslag van het nader gehoor van eiser, waarin het juist opvallend is dat eiser steeds stellig verklaart dat eiseres niet aanwezig was bij de verschillende gebeurtenissen, blijkt niet dat eiser zodanig in de war was dat hij niet juist of volledig kon verklaren. Eiser heeft aan het einde van het nader gehoor verklaard dat hij tevreden was over hoe het gesprek was verlopen en dat hij de tolk goed heeft verstaan. Evenmin heeft eiser bij het FMMU, tijdens de gehoren of in de correcties en aanvullingen melding gemaakt van zijn gestelde psychische problemen en aangegeven dat hij daardoor niet goed of volledig kan verklaren. De door eiser overgelegde verklaring van het psychiatrisch ziekenhuis, leidt niet tot een ander oordeel omdat deze verklaring uit 2011 dateert zodat eiser hiermee niet heeft onderbouwd dat hij tijdens het nader gehoor in 2018 dusdanige psychische problemen als gevolg van de mishandelingen in 2018 had dat hij niet consistent kon verklaren. De overgelegde e-mail met een verklaring van eiser zelf, is hiertoe ook onvoldoende omdat dit niet een objectieve verklaring betreft. Hetgeen eisers hebben aangevoerd is daarom niet afdoende om de door verweerder geconstateerde tegenstrijdigheden in hun verklaringen weg te nemen. Verweerder heeft deze tegenstrijdigheden daarom terecht in het nadeel van eisers bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas betrokken. De beroepsgrond faalt.
4. Eisers voeren aan dat verweerder ten onrechte in de bestreden besluiten heeft gesteld dat de werkzaamheden van eiser als zelfstandig ondernemer, de aanbesteding en het winnen van 100.000 dollar niet geloofwaardig zijn omdat eisers dit niet hebben onderbouwd met objectieve documenten. In beroep hebben eisers alsnog documenten overgelegd om het relaas te onderbouwen namelijk:
- een document waarin staat dat eiser aantreedt als directeur van de Private onderneming [naam onderneming] (hierna: [afkorting] );
- een bankafschrift van de Bank VTB van 15 augustus 2018 waarop te zien is dat in de eigen valuta van de Republiek Belarus een bedrag van $ 100.000 op zijn banknummer is bijgeschreven;
- een verklaring van “het Stedelijk klinisch ziekenhuis voor spoedeisende hulp” waarin staat dat eiser zich op 17 augustus 2018 heeft gewend tot dit ziekenhuis in verband met lichamelijk letsel en sporen van mishandeling / hersenschudding;
- de verklaring van het openbaar ministerie van de Republiek Belarus waarin staat dat zij na bestudering van de zaak tot de conclusie zijn gekomen dat er te weinig bewijs is om een strafzaak aanhangig te maken;
- een brief van Vluchtelingenwerk van 11 februari 2019 over beschermingsmogelijkheden van de autoriteiten en corruptie in Wit-Rusland;
- twee e-mails van eiser waarin staat dat de mannen zijn moeder lastig vallen en nog steeds op zoek naar hem zijn.
Vanwege deze documenten dient het relaas alsnog geloofwaardig te worden geacht.
4.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte in het verweerschrift op het standpunt heeft gesteld dat de in beroep overgelegde documenten er niet toe leiden dat het relaas van eisers, ondanks voornoemde tegenstrijdigheden, alsnog geloofwaardig wordt geacht. Allereerst heeft verweerder daarbij in het nadeel van eisers kunnen betrekken dat deze documenten enkel in kopie zijn overgelegd en de documenten erg laat, namelijk pas in beroep zijn overgelegd terwijl eisers voldoende gelegenheid hebben gehad om de documenten eerder over te leggen. De aanvragen dateren immers van 3 november 2018 en de gehoren zijn in januari 2019 afgenomen en eisers zijn toen al op het belang van het overleggen van documenten ter onderbouwing van hun relaas gewezen. Daarbij komt dat eisers niet hebben toegelicht waarom het moeilijk was om aan deze documenten te komen en wat voor inspanningen daartoe door eisers zijn verricht. Voorts is het opmerkelijk dat eiser enerzijds heeft verklaard dat een deel van deze documenten in zijn tas zaten, die door de mannen is afgepakt, maar hij nu wel opeens kopieën daarvan over kan leggen zonder dat eiser heeft toegelicht hoe hij alsnog aan de documenten heeft kunnen komen.
4.2
Voorts heeft verweerder niet ten onrechte gesteld dat de documenten ook inhoudelijk niet overtuigen. Zo heeft eiser ter onderbouwing van de aanbesteding een bankafschrift overgelegd van zijn privé rekening waarop te zien is dat omgerekend 50.000 dollar op zijn rekening is gestort, hetgeen in strijd is met zijn verklaringen in het nader gehoor dat eenmalig 100.000 dollar is gestort. Daarbij komt dat eiser niet ter onderbouwing van zijn relaas ook een bankafschrift heeft overgelegd waarop te zien is dat de resterende 50.000 dollar op zijn rekening is gestort, dan wel afschriften waarop te zien is dat eiser geld van zijn rekening af haalt om de mannen te betalen. Eiser heeft ter zitting gesteld dat hij enkel dit document heeft kunnen krijgen via een vriend, maar hij heeft niet toegelicht waarom hij niet zelf zijn bank kan benaderen dan wel waarom zijn vriend niet ook andere afschriften kan bemachtigen. Bovendien is het niet aannemelijk dat als er daadwerkelijk sprake zou zijn van een aanbesteding die ziet op een verbouwing van gebouw en de façaden van de staatsuniversiteit Polotsk, eisers niet meer stukken over kunnen leggen die zien op het winnen van deze aanbesteding, anders dan een kopie van een bankafschrift van een privé rekening.
Ook het document waarin staat dat eiser aantreedt als directeur van het bedrijf [afkorting] overtuigt niet. Verweerder heeft in dit verband allereerst opvallend kunnen achten dat eiser tijdens zijn gehoren nimmer verklaard heeft over het bedrijf [afkorting] , waarvan hij directeur zou zijn. Voorts blijkt uit het overgelegde document dat het bedrijf op 26 november 2018 uit het handelsregister is verwijderd en dat sprake is van een verzoek om faillissement van 30 januari 2017. Eiser heeft ter zitting bevestigd dat sprake was van een faillissement, maar gesteld dat dit slechts een winstgevende constructie was. Het bevreemdt echter dat een dergelijke aanbesteding zou worden gegund aan een bedrijf dat bezig is met een faillissement. Daarbij heeft verweerder in het nadeel van eisers kunnen betrekken dat uit door verweerder verricht digitaal onderzoek niets over de aanbesteding is gevonden, ook niet in combinatie met de naam van eiser. Dat in het overgelegde stuk onder het kopje ‘achtergrond op het gebied van aanbestedingen’ de datum 13 augustus 2018 staat maakt niet dat hiermee, in weerwil van het voorgaande, alsnog is aangetoond dat eiser daadwerkelijk de aanbesteding heeft gewonnen omdat de informatie hierover te beperkt is. Uit het overgelegde document blijkt ten slotte ook niet wat het bedrijf [afkorting] precies doet. In het document staat handel en productie, maar daaruit blijkt niet dat het bedrijf gebouwen
renoveert zoals in de gestelde aanbesteding.
Ten aanzien van de verklaring van het ziekenhuis heeft verweerder allereerst opvallend kunnen achten dat eiser tijdens zijn nader gehoor heeft verklaard dat deze medische verklaring is ingenomen door de politie en eisers in beroep wel opeens een kopie van deze verklaring hebben overgelegd zonder nadere informatie over hoe zij aan het stuk zijn gekomen. Bovendien maakt de omstandigheid dat uit deze medische verklaring blijkt
dat eiser een hersenschudding heeft opgelopen op 17 maart 2019 en dat sprake is van sporen van mishandeling nog niet dat daarmee ook is aangetoond dat dit letsel is ontstaan door de gestelde mishandeling van de drie mannen.
Ten aanzien van de overgelegde verklaring van het openbaar ministerie heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat het opvallend is dat er blijkens de vertaling sprake is van taalfouten en zinnen die niet doorlopen of weggevallen zijn. Daarnaast staat in dit document helemaal niets vermeld over de aard van de zaak dan wel de aangifte.
Ook de overgelegde e-mails van eiser zelf leiden niet tot het oordeel dat, in weerwil van het voorgaande, het relaas alsnog geloofwaardig dient te worden geacht omdat dit een eigen verklaring van eiser betreft. Ten slotte is ook de algemene informatie van Vluchtelingenwerk Nederland over corruptie in Wit-Rusland onvoldoende om eisers relaas alsnog geloofwaardig te achten omdat dit algemene informatie betreft. De beroepsgrond faalt daarom.
5. Eisers voeren ten slotte aan dat verweerder ten onrechte eiseres niet nader heeft gehoord over het seksueel misbruik dat zij heeft moeten ondergaan. Eiseres heeft verklaard zich te schamen en dat zij te bang was tijdens de gehoren om nader te verklaren over de gebeurtenissen.
5.1
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in de bestreden besluiten, waarin de voornemens zijn herhaald en ingelast, voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat geen aanleiding wordt gezien om eiseres hierover aanvullend te horen. Eiseres heeft immers tijdens het nader gehoor zelf aangegeven dat zij de gebeurtenissen met betrekking tot het seksuele misbruik niet wenst te omschrijven. De hoormedewerker heeft daarop aangegeven dat hij geen details hoeft te weten. Eiseres heeft toen nog wel verklaard dat zij door de drie mannen seksueel is uitgebuit, hetgeen verweerder bij de beoordeling van het relaas en de besluitvorming heeft betrokken. Voor zover eiseres daarna alsnog aanvullende informatie over deze gebeurtenis naar voren wenste te brengen, had zij dat bij de correcties en aanvullingen dan wel in de zienswijze kunnen doen. De beroepsgrond faalt.
6. Verweerder heeft concluderend het relaas van eisers daarom niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht waardoor eisers niet in aanmerking komen voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
7. De aanvragen zijn terecht afgewezen als ongegrond. De beroepen zijn ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. Martens, griffier.
Deze uitspraak is gedaan op:
Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.