ECLI:NL:RBDHA:2020:4771

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2020
Publicatiedatum
28 mei 2020
Zaaknummer
NL.201768 V & NL20.1773 V
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen eerdere uitspraak inzake asielaanvraag en leeftijdsonderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 mei 2020 uitspraak gedaan over het verzet van twee opposanten tegen een eerdere uitspraak van 12 februari 2020. De opposanten, vertegenwoordigd door mr. F.H. Bruggink, hadden een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd aangevraagd, maar hun aanvragen werden niet in behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling. De rechtbank had in de eerdere uitspraak geoordeeld dat het beroep van de opposanten kennelijk ongegrond was, omdat er geen aanwijzingen waren dat Kroatië niet aan zijn verplichtingen zou voldoen. De opposanten voerden echter aan dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet gehouden was een leeftijdsonderzoek aan te bieden. Ze stelden dat zij voldeden aan de eisen van de Vreemdelingencirculaire 2000 en dat een leeftijdsonderzoek mogelijk zou leiden tot een andere verantwoordelijkheidsverdeling van hun asielaanvraag. De rechtbank oordeelde dat het niet evident was dat verweerder geen leeftijdsonderzoek hoefde aan te bieden, en verklaarde het verzet gegrond. De eerdere uitspraak van 12 februari 2020 vervalt, en het onderzoek wordt hervat in de stand waarin het zich bevond voor die uitspraak. De beslissing over de proceskostenvergoeding wordt aangehouden tot de beslissing op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.1768 V & NL20.1773 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[opposant 1] en [opposant 2] ,

V-nummers: [V-nummer 1] en [V-nummer 2] , opposanten,
(gemachtigde: mr. F.H. Bruggink),
in de zaak tussen opposanten en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, geopposeerde,

Procesverloop

Met besluiten van 21 januari 2020 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen
van opposanten tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in
behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Opposanten hebben beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 12 februari 2020 heeft de rechtbank dat beroep ongegrond verklaard.
Opposanten hebben tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
De rechtbank heeft besloten dat een zitting achterwege kan blijven.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft de beroepen kennelijk ongegrond geacht, omdat volgens de rechtbank geen aanwijzingen zijn dat (in dit geval) ten aanzien van Kroatië niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kon worden en de Kroatische autoriteiten het verzoek van Nederland om opposanten terug te nemen hebben aanvaard.
Ook heeft de rechtbank overwogen dat verweerder uit mocht gaan van de geboortedatum die de Kroatische autoriteiten in het Eurodac-systeem hebben vermeld en dat een leeftijdsonderzoek derhalve niet nodig was. Tot slot heeft geopposeerde naar het oordeel van de rechtbank in hetgeen verder door opposanten is aangevoerd geen aanleiding hoeven zien om op grond van bijzondere individuele omstandigheden toepassing te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening.
2. In deze procedure beoordeelt de rechtbank uitsluitend of zij in de eerdere uitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard.
3. Opposanten voeren tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat hierin ten onrechte is overwogen dat geopposeerde niet gehouden was een leeftijdsonderzoek aan te bieden. Opposanten stellen zich op het standpunt dat wordt voldaan aan alle eisen van paragraaf C1/2.2. van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) en dat de uitkomst van het leeftijdsonderzoek kan leiden tot een andere verantwoordelijkheidsverdeling van de asielaanvraag. Zij verwijzen hierbij naar de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 19 maart 2020 (met zaaknummer NL20.4689). Voorts menen opposanten dat de rechtbank onvoldoende heeft gemotiveerd waarom geopposeerde de door opposanten overgelegde originele Syrische identiteitsdocumenten als bewijs mocht passeren. Er geldt immers een vrije bewijsleer. Ook heeft de rechtbank onvoldoende gemotiveerd waarom ervan uitgegaan mag worden dat de Kroatische autoriteiten de aanvragen van opposanten zullen afhandelen, dan wel opnieuw in behandeling zullen nemen. Uit de brief van de Kroatische autoriteiten valt dit niet op te maken. Gelet hierop heeft de rechtbank tevens verzuimd in te gaan op de in beroep aangevoerde grond dat de asielaanvragen van opposanten uiteindelijk in Griekenland zullen belanden, zodat er een indirect risico is op kettingrefoulement.
4. De rechtbank ziet in hetgeen door opposanten is aangevoerd aanleiding om het verzet gegrond te verklaren. De rechtbank komt tot dat oordeel omdat het – gelet op het beleid zoals dat is neergelegd in paragraaf C1/2.2 van de Vc 2000 en de overgelegde uitspraak van de rechtbank Haarlem - niet zonder meer evident is dat verweerder niet gehouden was een leeftijdsonderzoek aan te bieden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat in de uitspraak van 12 februari 2020 ten onrechte is geoordeeld dat het beroep kennelijk, dus buiten redelijke twijfel, ongegrond is.
5. Nu reeds uit het voorgaande volgt dat de rechtbank in de uitspraak van 12 februari 2020 ten onrechte heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk ongegrond is, behoeft hetgeen overigens is aangevoerd geen bespreking meer en bestaat geen aanleiding opposant te horen over zijn verzet.
6. Het verzet is gegrond. Dat betekent dat de uitspraak van 12 februari 2020 vervalt en de rechtbank het onderzoek hervat in de stand waarin dat zich bevond voordat die uitspraak werd gedaan.
7. De rechtbank houdt de beslissing over de proceskostenvergoeding in het verzet aan tot de beslissing op het beroep.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het verzet gegrond;
  • bepaalt dat de uitspaak van 12 februari 2020 vervalt;
  • hervat het onderzoek in de stand waarin dat zich bevond voor de uitspraak van 12 februari 2020 ;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E.H.J. van Hooidonk, griffier.
Als gevolg van de maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op rechtspraak.nl
Deze uitspraak is bekend gemaakt op 15 mei 2020
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.