ECLI:NL:RBDHA:2020:4770

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 mei 2020
Publicatiedatum
28 mei 2020
Zaaknummer
NL20.3025 V
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen eerdere uitspraak inzake asielaanvraag en toegang tot dossier

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 mei 2020 uitspraak gedaan over het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 24 februari 2020, waarin het beroep van de opposant ongegrond werd verklaard. De opposant had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 4 februari 2020, waarbij de asielaanvraag van de opposant niet in behandeling werd genomen. De rechtbank oordeelde dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag en dat de staatssecretaris op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht handelen.

De opposant voerde in het verzet aan dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de bijzondere kwetsbaarheid van de opposant geen verdere bespreking behoeft. Dit oordeel was volgens de opposant gebaseerd op stukken uit een ander dossier die voor hem niet toegankelijk waren, waardoor hij niet in de gelegenheid was gesteld om hierop te reageren. De rechtbank heeft deze argumenten van de opposant in overweging genomen en concludeerde dat het verzet gegrond was. De rechtbank oordeelde dat de eerdere uitspraak van 24 februari 2020 ten onrechte was gedaan zonder dat de opposant de kans had gekregen om te reageren op relevante informatie.

Als gevolg hiervan heeft de rechtbank de eerdere uitspraak vervallen verklaard en het onderzoek hervat in de stand waarin het zich bevond voordat de uitspraak van 24 februari 2020 werd gedaan. De beslissing over de proceskostenvergoeding in het verzet is aangehouden tot de beslissing op het beroep. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.3025 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[oppopsant] , opposant

V-nummer [V-nummer]
(gemachtigde: mr. F.H. Bruggink)
in de zaak tussen opposant en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, geopposeerde.

Procesverloop

Opposant heeft tegen het besluit van geopposeerde van 4 februari 2020 (het bestreden besluit) beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 24 februari 2020 heeft de rechtbank dat beroep ongegrond verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
De rechtbank heeft besloten dat een zitting achterwege kan blijven.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk ongegrond geacht, omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag van opposant en geopposeerde ten aanzien van Italië uit mocht gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Opposant had naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aannemelijk gemaakt dat sprake was van zodanig individuele, bijzondere omstandigheden op grond waarvan geopposeerde de aanvraag aan zich had moeten trekken. Om die reden concludeerde de rechtbank dat geopposeerde de asielaanvraag van opposant terecht niet in behandeling had genomen.
2. In deze procedure beoordeelt de rechtbank uitsluitend of zij in de eerdere uitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard.
3. Opposant heeft aangevoerd dat het oordeel van de rechtbank dat de bijzondere kwetsbaarheid van opposant geen verdere bespreking behoeft, is gebaseerd op stukken uit een ander dossier die voor opposant niet toegankelijk zijn. Hiermee is de rechtbank volgens opposant buiten de omvang van het geding getreden en heeft de rechtbank het beginsel van hoor en wederhoor geschonden. Opposant verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 augustus 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:486).
4. De rechtbank ziet in hetgeen door opposant is aangevoerd aanleiding om het verzet gegrond te verklaren. Naar het oordeel van de rechtbank voert opposant terecht aan dat het oordeel, dat de gestelde bijzondere kwetsbaarheid van opposant geen verdere bespreking behoeft, is gebaseerd op stukken uit het dossier van de gestelde partner van opposant die voor opposant niet zonder meer toegankelijk zijn en zonder opposant in de gelegenheid te stellen hierop een reactie te geven. Nu dit niet gebeurd is, heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.
5. Nu reeds uit het voorgaande volgt dat de rechtbank in de uitspraak van 24 februari 2020 ten onrechte heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk ongegrond is, behoeft hetgeen overigens is aangevoerd geen bespreking meer en bestaat geen aanleiding opposant te horen over zijn verzet.
6. Het verzet is gegrond. Dat betekent dat de uitspraak van 24 februari 2020 vervalt en de rechtbank het onderzoek hervat in de stand waarin dat zich bevond voordat die uitspraak werd gedaan.
7. De rechtbank houdt de beslissing over de proceskostenvergoeding in het verzet aan tot de beslissing op het beroep.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het verzet gegrond;
  • bepaalt dat de uitspaak van 24 februari 2020 vervalt;
  • hervat het onderzoek in de stand waarin dat zich bevond voor de uitspraak van 24 februari 2020;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E.H.J. van Hooidonk, griffier.
Deze uitspraak is gedaan op 14 mei 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.