Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
ProcesverloopBij besluit van 26 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Overwegingen
- identiteit en nationaliteit
- de gestelde eerwraak vanuit de vader van eiser
- de toegedichte afvalligheid door de vader van eiser
- de verwestering van eiser
Verweerder heeft het eerste element geloofwaardig geacht. Het tweede, derde en vierde element niet. Eiser heeft wisselend verklaard over het moment dat zijn vader erachter kwam dat hij alcohol had gedronken. Eiser kan bijvoorbeeld het exacte moment niet vertellen. Hij heeft wisselend verklaard over de betrokkenheid van zijn vrienden en over of zijn vader hem al dan niet heeft geslagen. Verder is het bevreemdend dat zijn vader bij dit incident zo extreem reageerde, terwijl hij geen reactie gaf toen hij eiser met zijn vriendin tegenkwam.
Ook valt niet in te zien dat zijn vader hem in Afghanistan zal doden, terwijl hij hem in het Asielzoekerscentrum (AZC) met rust liet. Met betrekking tot het tweede element wordt door verweerder niet gevolgd dat eisers vader in Afghanistan zal verkondigen dat zijn zoon ongelovige is, aangezien hij daarmee zowel zijn eigen leven als dat van zijn zoon op het spel zet. Verder is het drinken van alcohol een dermate klein onderdeel dat er niet enkel om die reden gesproken kan worden van afvalligheid. Ook de gestelde verwestering wordt niet geloofwaardig geacht. De overtuiging van verwestering die eiser heeft aangedragen is niet van dien aard dat gesproken kan worden van verwestering, zoals bedoeld in werkinstructie 2019/1.
“ongeveer een maand was ik hier voordat ik naar Duitsland ging.”De rechtbank volgt verweerder niet dat het opmerkelijk is dat eiser wel deze tijdsindicatie kan geven, maar geen exacte datum en tijd van het incident kan noemen. Daarbij acht de rechtbank van belang dat uit eisers FMMU advies volgt dat hij moeite heeft met het noemen van exacte data. Verweerder heeft onvoldoende onderbouwd waarom deze stelling van FMMU er niet aan afdoet dat van hem verwacht mag worden dat hij gedetailleerder kan verklaren.
"Ze deden alsof ik er niet meer was",heeft hij verklaard. [2] Verweerder heeft eiser ten onrechte tegengeworpen dat hij geen melding heeft gemaakt van de incidenten bij Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) of Vluchtelingenwerk, maar wel bij verweerder.
“ik kan toch niet mijn eigen vader aangeven. Het maakt niet uit wat hij doet. Ik kan hem niet aangeven.” [4] Verweerder heeft daarom onvoldoende gemotiveerd waarom hij de uitleg van eiser op dit punt bevreemdingwekkend vindt.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;