ECLI:NL:RBDHA:2020:4706

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 mei 2020
Publicatiedatum
28 mei 2020
Zaaknummer
AWB - 20/1073
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep inzake visumaanvraag door de minister van Buitenlandse Zaken

Op 20 mei 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser van Iraanse nationaliteit en de minister van Buitenlandse Zaken, die als verweerder optreedt. De eiser had op 11 februari 2020 beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van de minister van 14 januari 2020, die de visumaanvraag van de eiser had afgewezen. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser het griffierecht van € 178,- niet tijdig heeft betaald, ondanks herhaalde verzoeken van de griffier om dit te doen. De griffier had de eiser op 15 februari 2020 en opnieuw op 15 maart 2020 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te voldoen, maar de eiser heeft hierop niet gereageerd. Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat de eiser ook in verzuim is geweest met betrekking tot het indienen van de gronden van beroep, waarvoor hij eveneens een termijn was gegeven om dit te herstellen.

Aangezien de eiser niet heeft voldaan aan de vereisten van de Awb, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter E.P.W. van de Ven, in aanwezigheid van griffier M. van der Elst. Deze uitspraak is niet op een openbare zitting gedaan vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/1073

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 mei 2020 in de zaak tussen

[eiser], geboren op [geboortedatum] , van Iraanse nationaliteit, eiser
V-nummer: [#]
(gemachtigde: R. Delfani),
en

de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 11 februari 2020 beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 14 januari 2020 gericht tegen de afwijzing visumaanvraag.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht op grond van artikel 8:41, tweede lid, van de Awb € 178,-. Op grond van artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb moet het griffierecht binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier dat het verschuldigd is, zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, is het beroep op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
3. De griffier heeft bij brief van 15 februari 2020 eiser in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Eiser heeft niet gereageerd. Vervolgens heeft de griffier bij aangetekend verzonden brief van 15 maart 2020 eiser nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Nader ingesteld onderzoek in het Track & Trace-systeem van PostNL is gebleken dat deze brief op 18 maart 2020 is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend. Eiser heeft niet gereageerd.
4. Eiser heeft het griffierecht niet op tijd betaald. Eiser heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.
5. Verder merkt de rechtbank op dat eiser, gelet op de artikelen 6:5 en 6:6 van de Awb, en op het bepaalde in artikel 8:24, tweede lid, van de Awb ook in verzuim is geweest binnen de gestelde termijn de gronden van beroep in te dienen. Bij verzonden brief van 23 maart 2020 is eiser op dit verzuim gewezen en is hij verzocht om dit uiterlijk binnen twee weken na datum van verzending te herstellen. Hierbij is vermeld dat, indien eiser niet aan dit verzoek voldoet, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. Eiser heeft het verzuim niet binnen de gestelde termijn hersteld.
6. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 20 mei 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.