ECLI:NL:RBDHA:2020:4687
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugkeerbesluit en inreisverbod voor vreemdeling met Marokkaanse nationaliteit
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 mei 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser met de Marokkaanse nationaliteit en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod dat hem was opgelegd voor de duur van twee jaar. Eiser stelde dat hij een partner in Frankrijk had en dat het inreisverbod een belemmering vormde voor zijn gezinsleven, wat in strijd zou zijn met artikel 8 van het EVRM. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser de gronden van het terugkeerbesluit niet heeft betwist en dat het risico op onttrekking aan het toezicht aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht het inreisverbod had opgelegd, omdat eiser geen bijzondere, individuele omstandigheden had aangevoerd die een uitzondering op het beleid rechtvaardigden. De rechtbank concludeerde dat er geen strijd was met artikel 8 van het EVRM en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E.H.J. van Hooidonk, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze later alsnog worden uitgesproken.