ECLI:NL:RBDHA:2020:4687

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2020
Publicatiedatum
27 mei 2020
Zaaknummer
NL19.18708
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugkeerbesluit en inreisverbod voor vreemdeling met Marokkaanse nationaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 mei 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser met de Marokkaanse nationaliteit en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod dat hem was opgelegd voor de duur van twee jaar. Eiser stelde dat hij een partner in Frankrijk had en dat het inreisverbod een belemmering vormde voor zijn gezinsleven, wat in strijd zou zijn met artikel 8 van het EVRM. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser de gronden van het terugkeerbesluit niet heeft betwist en dat het risico op onttrekking aan het toezicht aanwezig was. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht het inreisverbod had opgelegd, omdat eiser geen bijzondere, individuele omstandigheden had aangevoerd die een uitzondering op het beleid rechtvaardigden. De rechtbank concludeerde dat er geen strijd was met artikel 8 van het EVRM en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E.H.J. van Hooidonk, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze later alsnog worden uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.18708

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer: [V-nummer] ,

(gemachtigde: mr. S. Ben Ahmed),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 23 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Vanwege de uitbraak van het coronavirus en de getroffen strenge maatregelen om verdere uitbreiding daarvan te voorkomen, heeft de rechtbank partijen uitgenodigd voor een zitting via een videoverbinding (Skype). Partijen hebben hierop toestemming gegeven om de zaak schriftelijk en op de stukken af te doen.
Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt de Marokkaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1987.
2. In het bestreden besluit heeft verweerder beslist dat eiser de Europese Unie onmiddellijk dient te verlaten en aan eiser een inreisverbod opgelegd op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3. Eiser kan zich niet verenigen met de motivering van het inreisverbod. Verweerder stelt ten onrechte dat eiser geen bijzondere individuele omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan verweerder had moeten afzien van het uitvaardigen van het inreisverbod.
Eiser heeft aangegeven dat hij sinds drie jaar een partner in Frankrijk heeft. Eiser en zijn partner hebben plannen om te gaan trouwen en het inreisverbod vormt een belemmering in dit traject, temeer omdat de verloofde van eiser niet de mogelijkheid en de financiële middelen heeft om hem in Marokko te bezoeken. Ook heeft eiser een vriendenkring opgebouwd, waarvan een gedeelte van niet Marokkaanse komaf is. Het inreisverbod vormt dan ook een onevenredige inbreuk op zijn recht op gezinsleven in de zin van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), aldus eiser.
4. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden van het terugkeerbesluit niet heeft betwist. Gelet daarop gaat de rechtbank ervan uit dat het risico op onttrekking aan het toezicht een gegeven is. Ingevolge artikel 62, tweede lid, van de Vw heeft verweerder de vertrektermijn voor eiser dan ook mogen verkorten tot 0 dagen. Dat eiser bereid was Nederland te verlaten en meewerkte aan de vaststelling van zijn identiteit, is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.
5. Ten aanzien van het opgelegde inreisverbod overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw, voor zover hier van belang, wordt een inreisverbod uitgevaardigd tegen de vreemdeling die Nederland onmiddellijk moet verlaten ingevolge artikel 62, tweede lid, van de Vw. In paragraaf A4/2.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) heeft verweerder het beleid opgenomen dat een inreisverbod wordt uitgevaardigd voor de maximale duur zoals die in de verschillende onderdelen van artikel 6.5a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) is genoemd. In artikel 6.5a, eerste lid, van het Vb wordt bepaald dat de duur van het inreisverbod ten hoogste twee jaren bedraagt. Het inreisverbod wordt verkort, of wordt achterwege gelaten, indien de vreemdeling bijzondere, individuele omstandigheden heeft aangevoerd en onderbouwd, aldus het beleid van verweerder.
5.1.
De rechtbank stelt vast dat verweerder de door eiser aangevoerde omstandigheid dat hij stelt een partner in Frankrijk te hebben, kenbaar in het bestreden besluit heeft betrokken. Nu eiser zijn gestelde relatie niet heeft geconcretiseerd of onderbouwd, heeft verweerder hierin geen aanleiding hoeven zien om van het opleggen van het inreisverbod af te zien, dan wel de duur daarvan te bekorten. Voor zover eiser zou worden gevolgd in zijn stelling dat zijn verloofde in Frankrijk woont, had verweerder hierin ook geen reden hoeven zien om geen inreisverbod uit te vaardigen of de duur daarvan te verkorten. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat niet gebleken is dat het voor eiser onmogelijk is het recht op gezinsleven in Marokko uit te oefenen. Dit geldt temeer omdat de gestelde verloofde van eiser de Marokkaanse nationaliteit bezit. Eisers stellingen dat er van de kant van zijn verloofde (financiële) belemmeringen zijn om het familie- en gezinsleven met eiser in Marokko uit te oefenen, en dat hij hier een vriendenkring heeft opgebouwd, waarvan een gedeelte van niet-Marokkaanse komaf is, kunnen niet tot een ander oordeel leiden, aangezien eiser deze stellingen niet nader heeft geconcretiseerd of onderbouwd.
5.2.
Gelet op het voorgaande is van strijd met artikel 8 van het EVRM dan ook geen sprake, zodat verweerder eiser een inreisverbod voor de duur van twee jaren heeft mogen opleggen.
6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Nooijen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E.H.J. van Hooidonk, griffier.
Als gevolg van de maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak nu niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.