ECLI:NL:RBDHA:2020:4678

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 mei 2020
Publicatiedatum
27 mei 2020
Zaaknummer
09-852012-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling en bedreiging met een mes in Noordwijk

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 25 mei 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling en bedreiging. De verdachte heeft op 28 januari 2020 in Noordwijk een slachtoffer, aangeduid als [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toegebracht door hem met een mes te slaan, wat resulteerde in een snijwond boven het linkeroog. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met een mes in zijn hand tegen het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geslagen, maar niet bewezen geacht dat hij met het mes in het hoofd heeft gestoken of gesneden. De rechtbank oordeelde dat de verwondingen van [slachtoffer 1] als zwaar lichamelijk letsel moeten worden gekwalificeerd, gezien het blijvende litteken dat is ontstaan.

Daarnaast heeft de verdachte [slachtoffer 2] bedreigd met een mes, wat leidde tot een redelijke vrees voor zijn leven of zware mishandeling. De rechtbank heeft de verklaringen van beide slachtoffers en het bewijs, waaronder camerabeelden, in overweging genomen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn alcoholgebruik en het feit dat hij recentelijk naar Nederland was gekomen voor werk.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/852012-20
Datum uitspraak: 25 mei 2020
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Krimpen aan den IJssel.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 11 mei 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R.P. Tuinenburg, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. J. Grabowski, naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 28 januari 2020 te Noordwijk aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een litteken (op het voorhoofd), heeft toegebracht door [slachtoffer 1]
- met een mes in het hoofd te steken en/of te snijden en/of
- met een mes in zijn, verdachtes hand, tegen het hoofd te slaan en/of te stompen;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 januari 2020 te Noordwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen [slachtoffer 1]
- met een mes in het hoofd heeft gestoken en/of gesneden en/of
- met een mes in zijn, verdachtes, hand tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 januari 2020 te Noordwijk [slachtoffer 1] heeft mishandeld door [slachtoffer 1]
- met een mes in het hoofd te steken en/of te snijden en/of
- met een mes in zijn, verdachtes hand, tegen het hoofd te slaan en/of te stompen;
2.
hij op of omstreeks 28 januari 2020 te Noordwijk [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- een mes uit zijn broekzak te pakken/halen en/of
- dit mes open te klikken en/of
- dit mes te tonen en/of voor te houden.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder feit 1 primair en onder feit 2 ten laste gelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. Volgens de raadsvrouw kan niet worden bewezen dat de verdachte met een mes in het hoofd van [slachtoffer 1] heeft gestoken of gesneden. Verder is er onvoldoende bewijs voor de conclusie dat sprake is van (een poging tot het toebrengen van) zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] . Bij feit 2 kan, volgens de raadsvrouw, niet worden bewezen dat de verdachte een mes heeft open geklikt en getoond of voorgehouden. Daarvan zal de verdachte dan ook moeten worden vrijgesproken.
3.3
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
3.3.1
Feit 1
Het bewijs
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan en het volgende verklaard. Op dinsdag 28 januari 2020 was hij werkzaam in een hotel te Noordwijk. Hij zag daar een man (de rechtbank begrijpt: de verdachte [2] ) bij de bar staan die hij herkende als een gast die daar verbleef. Plotseling voelde [slachtoffer 1] een klap aan de linkerzijde van zijn voorhoofd. Het voelde alsof hij met iets geraakt was. Hij zag dat de man die hem sloeg nog steeds een voorwerp in zijn handen had. [slachtoffer 1] zag in de spiegel dat zijn gezicht helemaal onder het bloed zat. Hij probeerde de wond schoon te vegen en zag later dat hij een behoorlijke snee had boven zijn linkeroog, beginnend vanaf zijn linker wenkbrauw naar boven toe. [3]
[verbalisant 1] heeft gerelateerd dat hij een vouwmes kreeg overhandigd. Hij vouwde het mes open en zag toen dat er zowel aan de platte- als aan de snijkant bloed zat vanaf de punt van het mes tot ongeveer een centimeter in de richting van het handvat. [4]
De huisarts van [slachtoffer 1] heeft uitwendig letsel waargenomen. Het letsel bestaat uit een snijwond van 3 cm boven de linker wenkbrauw, met centraal intacte huid met minimale schade opperhuid (passend bij twee maal contact mes met huid). De huisarts heeft de wond gedesinfecteerd, geapproximeerd met steristrips en gelijmd. [5]
Op 13 maart 2020 heeft [slachtoffer 1] verklaard dat hij elke dag ziet wat hij aan het incident heeft overgehouden als hij in de spiegel kijkt. Verder is gerelateerd dat het litteken boven en op de linker wenkbrauw nog steeds zichtbaar is. [slachtoffer 1] heeft een foto van het litteken ter beschikking gesteld aan de politie. [6]
Heeft de verdachte met een mes in zijn hand tegen het hoofd van [slachtoffer 1] geslagen?
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte met een mes in zijn hand tegen het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geslagen. Die handeling sluit immers naadloos aan op de verklaring van [slachtoffer 1] dat hij voelde dat hij met iets geraakt was en dat hij zag dat de verdachte een voorwerp in zijn hand had. Daar komt bij dat [verbalisant 1] vlak na het incident een bebloed vouwmes kreeg overhandigd.
De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte [slachtoffer 1] met een mes in het hoofd heeft gestoken of gesneden. Die conclusie vindt immers geen steun in de bewijsmiddelen. De rechtbank zal de verdachte dan ook in zoverre (partieel) vrijspreken.
Zwaar lichamelijk letsel?
Vast staat dat [slachtoffer 1] een snijwond van 3 cm boven zijn linkeroog heeft opgelopen. De huisarts heeft deze snijwond behandeld. Ongeveer twee maanden na het incident is er nog altijd restschade zichtbaar in de vorm van een ontsierend litteken in het gezicht van [slachtoffer 1] boven het linkeroog. Gelet op dit alles is de rechtbank - anders dan de raadsvrouw - van oordeel dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Conclusie van de rechtbank
Met de officier van justitie komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit. De rechtbank zal de verdachte partieel vrijspreken van het bestanddeel ‘met een mes in zijn hoofd te steken en/of te snijden’.
3.3.2
Feit 2
Het bewijs
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan en het volgende verklaard. Op 28 januari 2020 stond hij achter de bar in een hotel te Noordwijk. Hij zag dat [verdachte] (de rechtbank begrijpt: de verdachte [7] ) naar de bar toeliep, terug stapte, zijn hand in zijn rechter broekzak stopte en er een knipmes met een blauw handvat uit pakte en opende. [slachtoffer 2] voelde zich bedreigd, omdat [verdachte] het mes openmaakte en een beweging maakte alsof hij hem zou aanvallen. Hij was dronken en stond in een soort vechthouding. [8]
[verbalisant 2] heeft camerabeelden bekeken en het volgende gerelateerd. Hij zag dat de verdachte op 28 januari 2020 om 21:07:51 voor de bar stond en dat hij in gesprek was met slachtoffer 1 ( de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ). Hij zag dat de verdachte om 21:09:46 een onzekere stap achteruit zette. Hij zag dat de verdachte iets uit zijn rechter broekzak pakte met zijn rechterhand. Hij zag dat de verdachte zijn rechterhand naar zijn linkerhand bracht. Daarna bewoog de rechterhand even en zag [verbalisant 2] een schittering vanuit de rechterhand van de verdachte komen. [9]
Conclusie van de rechtbank
Vast staat dat de verdachte in het bijzijn van [slachtoffer 2] een mes uit zijn broekzak heeft gepakt. De rechtbank is van oordeel dat die gedraging van zodanige aard is en onder zodanige omstandigheden heeft plaatsgevonden, dat bij [slachtoffer 2] de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou laten of zwaar mishandeld zou worden. De verdachte was immers dronken, maakte een beweging alsof hij hem zou aanvallen en stond in een soort vechthouding.
Hetgeen de verdachte overigens nog onder feit 2 ten laste is gelegd, namelijk 'dit mes open te klikken en/of dit mes te tonen en/of voor te houden', acht de rechtbank niet bewezen. De verklaring van [slachtoffer 2] dat de verdachte het mes open klikte is hiervoor niet voldoende, omdat die verklaring geen steun vindt in overig bewijs. De rechtbank betrekt hierbij dat [verbalisant 2] op de camerabeelden uitsluitend heeft waargenomen dat de verdachte iets uit zijn rechter broekzak pakte en dat hij een schittering vanuit zijn rechterhand zag komen. Dit betekent dat de rechtbank de verdachte in zoverre (partieel) zal vrijspreken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
1.
op 28 januari 2020 te Noordwijk aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een litteken op het voorhoofd, heeft toegebracht door [slachtoffer 1]
- met een mes in zijn, verdachtes hand, tegen het hoofd te slaan;
2.
op 28 januari 2020 te Noordwijk [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- een mes uit zijn broekzak te pakken.
4. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft in geval van een bewezenverklaring verzocht een straf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest dan wel met een zo groot mogelijk deel voorwaardelijk.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling en bedreiging. Dit zijn ernstige feiten, waarbij een rol speelt dat de verdachte zodanig onder invloed van alcohol was, dat hij zich er niets meer van kan herinneren. De gebeurtenissen zijn voor de slachtoffers beangstigend geweest en de zware mishandeling van [slachtoffer 1] heeft bovendien een inbreuk op zijn lichamelijke integriteit gemaakt. [slachtoffer 1] heeft een litteken in zijn gezicht opgelopen, waardoor hij getekend is en elke dag nog aan het incident wordt herinnerd. Daar komt bij dat beide bewezen verklaarde feiten in een hotel hebben plaatsgevonden. Bij omstanders die hiermee geconfronteerd werden, moet dit gevoelens van angst en onveiligheid teweeg hebben gebracht. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Persoon van de verdachte
Over de persoon van de verdachte is niet veel bekend geworden. Tijdens de inhoudelijke behandeling van de strafzaak heeft hij verklaard dat hij enkele dagen voor de incidenten naar Nederland was gekomen om in de bloementeelt te gaan werken. Zo ver is het echter niet gekomen. Daarnaast heeft de verdachte verklaard dat hij in Letland regelmatig dronk en dat hij niet weet of hij een alcoholverslaving heeft.
Verder heeft de rechtbank geconstateerd dat de verdachte in Nederland geen strafblad heeft, maar in Letland wel.
Straffen
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank tot slot rekening gehouden met de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Deze oriëntatiepunten gaan voor het toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen (niet zijnde een vuurwapen) uit van een gevangenisstraf van 7 maanden en voor een bedreiging met een steekwapen van een taakstraf van 60 uur. De rechtbank ziet aanleiding om in deze zaak van dat uitgangspunt af te wijken vanwege de beperkte omvang van het toegepaste geweld en het relatief beperkte toegebrachte letsel. De eis van de officier van justitie sluit goed aan bij de ernst van de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank zal de verdachte dan ook veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, met aftrekt van de tijd in voorarrest doorgebracht.

7.Het in beslag genomen goed

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het op de beslaglijst genoemde voorwerp verbeurd wordt verklaard.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet over het beslag uitgelaten.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst genoemde voorwerp verbeurd verklaren. Dit voorwerp is daarvoor vatbaar, omdat de bewezen verklaarden feiten met betrekking tot dit voorwerp zijn begaan.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 57, 285 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.4 bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 primair:
opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel;
ten aanzien van feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
5 (vijf) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet al op een andere straf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf;
het in beslag genomen goed:
verklaart verbeurd het op de beslaglijst genoemde voorwerp, te weten:
1 1.00 STK Mes Kl:zwart vouwmes
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.R.K.A.M. Waasdorp, voorzitter,
mr. G.P. Verbeek, rechter,
mr. B.F. Hammerle, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. van der Wal-de Zoeten, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 mei 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2020028223, van de politie eenheid Den Haag, district Leiden-Bollenstreek, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 73).
2.Proces-verbaal van aanhouding, p. 52.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 7-8.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 16.
5.Een geschrift, te weten Contactdetails van 28 januari 2020, p. 10.
6.Proces-verbaal van bevindingen van 13 maart 2020, PL1500-2020028223-23 (niet doorgenummerd).
7.Proces-verbaal van aanhouding, p. 51.
8.Proces-verbaal aangifte, p. 40.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 34.