1.5De rechtbank heeft het door eiser ingestelde beroep bij uitspraak van 10 juli 2019 gegrond verklaard en het besluit op bezwaar van 10 oktober 2018 vernietigd. Samengevat weergegeven heeft de rechtbank overwogen dat de in bezwaar ‘bijgeduide’ functie van productiemedewerker textiel (SBC-code 272043) niet in het verlengde ligt van de functie samensteller elektronische apparatuur (SBC-code 267050). Het kon eiser dus bij de aanzegging niet duidelijk zijn dat hij ook voor de ‘bijgeduide’ functies geschikt worden geacht. Ook was het de rechtbank onvoldoende duidelijk of verweerder een voldoende actueel beeld heeft gehad van de gezondheidssituatie van eiser op de datum in geding en of de nieuw geduide functie op die datum voldoende reëel en actueel is.
2. Naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard bij besluit van 22 oktober 2019 (het bestreden besluit). Verweerder heeft het primaire besluit herroepen en de ZW-uitkering van eiser niet per
28 maart 2018 beëindigd, maar per 14 september 2018. Aan dit besluit ligt een arbeidskundige rapportage van 7 oktober 2019 ten grondslag waarin staat dat de geduide functies op 14 september 2018 nog actueel zijn. Ook ligt aan dit besluit een e-mail van de verzekeringsarts b&b van 4 oktober 2019 ten grondslag waarin zij zich op het standpunt stelt dat er geen reden is te veronderstellen dat de belastbaarheid zou zijn veranderd.
3. Eiser is het niet eens met de nieuwe beslissing op bezwaar en voert in beroep – samengevat weergegeven – aan dat verweerder geen zorgvuldig medisch onderzoek heeft verricht naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank. Verweerder heeft geen of onvoldoende rekening gehouden met de medische situatie van eiser in de periode van
28 februari 2018 tot en met 14 september 2018. Ter onderbouwing heeft eiser twee brieven van R. Mahad (orthopeed) overgelegd van 19 april 2018 en 2 december 2019. Daarnaast heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat de functie chauffeur heftruck, intern transport (SBC-code 111270) voor eiser geschikt is.
4. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
5. Anders dan eiser veronderstelt heeft de rechtbank in haar uitspraak van
10 juli 2019 geen opdracht aan verweerder gegeven om een nieuw medisch onderzoek te verrichten. De rechtbank heeft immers slechts overwogen dat het op dat moment niet duidelijk was of verweerder een voldoende actueel beeld had van de gezondheidssituatie van eiser. Uit de rapportage van de verzekeringsarts b&b van 8 augustus 2018 blijkt dat de verzekeringsarts b&b de brief van de orthopeed van 19 april 2018 bij het onderzoek heeft betrokken. De verzekeringsarts b&b heeft daarover opgemerkt dat tijdens de bezwaarfase duidelijk is geworden dat sprake is van meniscuspathologie die de klachten van de rechterknie kunnen verklaren. Omdat er al rekening is gehouden met de knieklachten en er al beperkingen zijn aangenomen ten aanzien van lopen, staan, traplopen, tillen, duwen en trekken, geknield of gehurkt actief zijn, ziet de verzekeringsarts b&b geen aanleiding om tot meer beperkingen te komen. Bij e-mail van 4 oktober 2019 heeft de verzekeringsarts b&b laten weten dat er geen reden is te veronderstellen dat de belastbaarheid van eiser binnen een aantal maanden zou veranderen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser met de brief van de orthopeed van 2 december 2019 niet onderbouwd dat de medische situatie dusdanig was verslechterd dat een nieuw medisch (lichamelijk) onderzoek op het spreekuur van de verzekeringsarts b&b gerechtvaardigd was. Uit deze brief blijkt immers slechts dat op 21 juni 2018 een consult heeft plaatsgevonden, waarbij eiser opnieuw een injectie heeft gekregen en de mogelijkheid van een operatie en de kans op restklachten is besproken indien de injectie onvoldoende resultaat heeft. Gelet hierop ziet de rechtbank – hoewel de e-mail van de verzekeringsarts b&b van 4 oktober 2019 zeer summier is – geen aanleiding om het medisch onderzoek onzorgvuldig te achten. Evenmin ziet de rechtbank grond voor het oordeel dat de in de FML vastgestelde beperkingen onjuist zijn.
6. Gelet op het vorenstaande en uitgaande van de juistheid van de FML ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat de geduide functies niet passend zijn voor eiser. Voor zover eiser betoogt dat de functie chauffeur heftruck, intern transport (SBC-code 111270) onvoldoende is gemotiveerd in de rapportage van 7 oktober 2019, overweegt de rechtbank dat verweerder reeds in de rapportages van 16 februari 2018 en 10 augustus 2018 voldoende heeft onderbouwd dat deze functie passend is.
7. De rechtbank is – gelet op het vorenstaande – van oordeel dat het bestreden besluit niet in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel. Verweerder heeft de ZW-uitkering dan ook terecht beëindigd per 14 september 2018.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.