ECLI:NL:RBDHA:2020:4658

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2020
Publicatiedatum
27 mei 2020
Zaaknummer
C/09/587478 / KG ZA 20/92
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening van zorgdeclaraties door zorgverzekeraar en geschil over ten onrechte gedeclareerde bedragen

In deze zaak heeft de Zorgzaak B.V., een zorgaanbieder van wijkverpleging, een kort geding aangespannen tegen Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. De Zorgzaak vorderde betaling van een bedrag van € 182.700,32 dat door Zilveren Kruis als ten onrechte gedeclareerd was aangemerkt. Zilveren Kruis had dit bedrag verrekend met nieuwe declaraties van de Zorgzaak, wat de Zorgzaak betwistte. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Zilveren Kruis gerechtigd was tot verrekening op basis van de overeenkomst tussen partijen en artikel 6:127 BW van het Burgerlijk Wetboek. De Zorgzaak had niet voldoende onderbouwd dat er sprake was van een weigeringsgrond voor de betaling van de vordering. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Zorgzaak niet aannemelijk had gemaakt dat zij in een eventuele bodemprocedure in het gelijk zou worden gesteld. Bovendien was er onvoldoende spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening, aangezien de Zorgzaak financieel gezond was. De vorderingen van de Zorgzaak werden afgewezen en zij werd veroordeeld in de kosten van het geding.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/587478 / KG ZA 20/92
Vonnis in kort geding van 18 maart 2020
in de zaak van
De Zorgzaak B.V.te Hoogeveen,
eiseres,
advocaat mr. dr. L.C. van der Veer te Meppel,
tegen:
Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V.te Utrecht, kantoorhoudende te Leiden,
gedaagde,
advocaat mr. J. Ekelmans te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de Zorgzaak’ en ‘Zilveren Kruis’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de door Zilveren Kruis overgelegde conclusie van antwoord met producties;
- de op 10 maart 2020 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd. De door de Zorgzaak overgelegde pleitnotities bevatten tevens een wijziging van eis.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
De Zorgzaak is een zorgaanbieder van wijkverpleging.
2.2.
Zilveren Kruis is een zorgverzekeraar die onder meer basisverzekeringen onder de Zorgverzekeringswet aanbiedt. Op grond van de polisvoorwaarden hebben verzekerden van Zilveren Kruis ook aanspraak op wijkverpleging.
2.3.
Zilveren Kruis heeft voor het jaar 2015 een overeenkomst met de Zorgzaak gesloten. Op grond van deze overeenkomst was de Zorgzaak gerechtigd om aan verzekerden van Zilveren Kruis wijkverpleging aan te bieden en om deze rechtstreeks bij Zilveren Kruis in rekening te brengen. In de overeenkomst van partijen is opgenomen dat Zilveren Kruis het recht heeft om ten onrechte uitbetaalde bedragen terug te vorderen en te verrekenen met openstaande of toekomstige declaraties.
2.4.
Omdat de Zorgzaak meer zorg declareerde dan vergelijkbare zorgaanbieders is zij door Zilveren Kruis geselecteerd voor het verrichten van een materiële controle. Bij deze materiële controle wilde Zilveren Kruis controleren of de gedeclareerde zorg daadwerkelijk geleverd was en of de geleverde zorg het meest aangewezen was gezien de gezondheidstoestand van de verzekerde.
2.5.
Zilveren Kruis heeft in het kader van de materiële controle steekproefsgewijs een aantal van de 297 door de Zorgzaak behandelde dossiers gecontroleerd. Voorafgaand aan deze controle is op 20 juli 2016 aan de Zorgzaak het specifiek controleplan verstrekt en tijdens de controle heeft overleg tussen partijen en wederzijdse informatie-uitwisseling plaatsgevonden.
2.6.
Bij brief van 5 februari 2018 heeft Zilveren Kruis haar uiteindelijke bevindingen uit de materiële controle met de Zorgzaak gedeeld. Zilveren Kruis heeft aanspraak gemaakt op betaling door de Zorgzaak van € 182.700,32 (hierna ook aan te duiden als ‘de vordering’). Reden hiervoor is dat Zilveren Kruis dit eerder al aan de Zorgzaak uitbetaalde bedrag als ten onrechte gedeclareerd aanmerkt, omdat de vereiste indicatie voor de zorg ontbrak, de tijdsbesteding niet deugdelijk kon worden verantwoord of omdat niet vastgesteld kon worden dat de gedeclareerde zorg feitelijk geleverd was. Bij deze brief van 5 februari 2018 heeft Zilveren Kruis (onder meer) de beoordeling van alle dossiers op dossierniveau aan de Zorgzaak verstrekt.
2.7.
Na de brief van 5 februari 2018 heeft nog schriftelijke correspondentie tussen partijen plaatsgevonden, waarin de Zorgzaak de juistheid van de vordering van Zilveren Kruis heeft betwist en Zilveren Kruis de vordering heeft gehandhaafd.
2.8.
Per brief van 2 maart 2018 heeft de Zorgzaak als volgt aan Zilveren Kruis bericht:
“(…)
Tussen partijen bestaat verschil van mening over de verschuldigdheid van € 182.700,32. Ik heb u inmiddels meegedeeld dat uw stellingen tot op heden geen aanleiding kunnen vormen voor cliënte om dat bedrag te voldoen. Ik heb u daarom uitgenodigd de vordering aan de bevoegde rechter voor te leggen.
Cliënte zal niet aanvaarden dat u bij wege van verrekening zult trachten bedoeld bedrag anders dan via een rechterlijk oordeel te innen. Het lijkt me goed dat u nu reeds bekend bent met het feit dat aan een eventuele verrekeningsverklaring op de voet van artikel 6:132 BW haar werking ontzegd zal worden.
(…)”
2.9.
In reactie op voormelde brief heeft Zilveren Kruis bij brief van 19 maart 2018 als volgt aan de Zorgzaak bericht:
“(…)
Een bedrag van € 182.700,32 wordt bij uw cliënt teruggevorderd
Uw cliënt ontvangt binnenkort van ons de nota. Op uw verzoek zullen wij deze vorderingen niet gaan verrekenen met nog in te dienen declaraties. Dit betekent dat uw cliënt een factuur zal ontvangen met het verzoek deze binnen 30 dagen aan Zilveren Kruis te voldoen. Wanneer uw cliënt dit bedrag niet in één keer kan voldoen is het mogelijk om een betalingsregeling met ons te treffen. Het te vorderen bedrag kan verspreid betaald worden over maximaal 12 termijnen. (…)
Zilveren Kruis behoudt zich uitdrukkelijk alle rechten en verweren voor.
(…)”
2.10.
Zilveren Kruis heeft facturen in verband met de vordering aan de Zorgzaak verzonden, evenals betalingsherinneringen. Op deze berichten is geen betaling van de vordering ontvangen en evenmin heeft de Zorgzaak een voorstel voor een betalingsregeling gedaan.
2.11.
Vanaf 11 juli 2019 is Zilveren Kruis de vordering gaan verrekenen met nieuwe declaraties van de Zorgzaak. Als gevolg van misverstanden bij Zilveren Kruis zelf zijn verrekende bedragen terugbetaald en aangezegde verrekeningen niet doorgevoerd. Nadien is Zilveren Kruis echter verder gegaan met de verrekeningen en inmiddels is de vordering met behulp van die verrekeningen volledig voldaan.

3.Het geschil

3.1.
De Zorgzaak vordert, zakelijk weergegeven:
Zilveren Kruis te veroordelen tot betaling van € 182.700,32, te vermeerderen met de handelsrente vanaf het moment van verrekening van de bedragen tot aan de dag van algehele voldoening;
Zilveren Kruis te verbieden bedragen te verrekenen waarvan de verschuldigdheid door de Zorgzaak wordt betwist, op straffe van verbeurte van een boete aan de Zorgzaak die gelijk is aan het bedrag van de verrekening als Zilveren Kruis in strijd met dit vonnis toch verrekent;
te bepalen dat Zilveren Kruis de buitengerechtelijke kosten van de Zorgzaak, die zijn voortgevloeid uit de vergeefse pogingen om Zilveren Kruis van verrekening te weerhouden (begroot op € 3.500,=, nog te vermeerderen met BTW) betaalt en Zilveren Kruis te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.
Daartoe voert de Zorgzaak – samengevat – het volgende aan. Zilveren Kruis heeft de vordering verrekend met vorderingen van de Zorgzaak op Zilveren Kruis, hoewel aan de verrekeningsverklaringen van Zilveren Kruis telkens – op voorhand en nadien – de werking is ontzegd. Zilveren Kruis heeft toegezegd niet te zullen verrekenen, waardoor verrekening niet alleen in strijd is met het verbod op verrekening als bedoeld in artikel 6:132 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: ‘BW’), maar het vormt ook een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. Door ingebrekestellingen van de Zorgzaak te negeren is Zilveren Kruis in verzuim. De Zorgzaak betwist de vordering en door – ondanks de andersluidende toezegging van Zilveren Kruis en het beroep op artikel 6:132 BW – te verrekenen ontneemt Zilveren Kruis aan de Zorgzaak de mogelijkheid om de voldoening van de vordering afhankelijk te stellen van een rechterlijk oordeel.
3.3.
Zilveren Kruis voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de vordering onder i een geldvordering betreft. Volgens vaste jurisprudentie is ten aanzien van geldvorderingen in kort geding terughoudendheid geboden. Onderzocht moet worden of het bestaan van de vordering voldoende aannemelijk is. Dat betekent dat met een grote mate van waarschijnlijkheid te verwachten moet zijn dat de bodemrechter haar zal toewijzen. Daarnaast moet sprake zijn van feiten of omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. Verder moet in de afweging van de belangen van partijen het restitutierisico betrokken worden.
4.2.
De Zorgzaak legt aan haar vorderingen onder meer ten grondslag dat Zilveren Kruis heeft toegezegd niet tot verrekening over te gaan. Deze vermeende toezegging van Zilveren Kruis – volgens de Zorgzaak gegeven in de brief van 19 maart 2018 – kan echter niet aan toewijzing van de vorderingen van de Zorgzaak ten grondslag liggen. De toezegging om niet tot verrekening over te gaan is door Zilveren Kruis gegeven onder voorbehoud van al haar rechten en onder de voorwaarde dat de Zorgzaak na toezending van de factuur tot betaling van de vordering over zou gaan, dan wel een betalingsregeling zou treffen. De Zorgzaak heeft zich niet aan deze voorwaarde gehouden. Zij heeft de volledige factuur onbetaald gelaten en heeft tot heden geen verzoek gedaan tot het treffen van een betalingsregeling. Onder deze omstandigheden is Zilveren Kruis, zoals zij terecht stelt, niet langer gehouden haar oorspronkelijke bereidheid om niet tot verrekenen over te gaan voort te zetten.
4.3.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of Zilveren Kruis gerechtigd is tot verrekening over te gaan. Dat is zij in beginsel, op grond van de tussen partijen geldende overeenkomst en op grond van artikel 6:127 BW. Het beroep van de Zorgzaak op artikel 6:132 van het Burgerlijk Wetboek maakt dit niet anders. Immers een beroep op artikel 6:132 BW kan slechts worden gedaan als de Zorgzaak een grond heeft om nakoming van haar verplichting om de vordering te voldoen te weigeren. Zo’n weigeringsgrond kan bijvoorbeeld zijn vernietiging of ontbinding van de overeenkomst waar de vordering uit voortvloeit, of een beroep op een opschortingsrecht. De Zorgzaak heeft niet onderbouwd dat een weigeringsgrond als bedoeld in artikel 6:132 in dit geval aan de orde is.
4.4.
Ook de betwisting door de Zorgzaak van de vordering brengt voorshands niet met zich dat Zilveren Kruis (noch vanwege het bepaalde in artikel 6:132 BW, noch anderszins) in dit geval niet tot verrekening over had mogen gaan. Die betwisting is onvoldoende onderbouwd. Zilveren Kruis heeft een uitvoerige materiële controle verricht en heeft daarover veelvuldig gecorrespondeerd en overlegd met de Zorgzaak. Vervolgens heeft Zilveren Kruis bij brief van 5 februari 2018 toegelicht waarom zij zich op het standpunt stelt dat een bedrag van € 182.700,32 ten onrechte aan de Zorgzaak is uitbetaald. Hierbij heeft Zilveren Kruis een toelichting gevoegd waarin zij op dossierniveau heeft onderbouwd waarom de ingediende declaraties als ten onrechte gedeclareerd worden aangemerkt. Het had op de weg van de Zorgzaak gelegen om deze onderbouwing van Zilveren Kruis deugdelijk te betwisten. Dat heeft zij nagelaten. Zij heeft niet toegelicht dat en waarom zij van mening is dat Zilveren Kruis zich ten onrechte op het standpunt stelt dat in bepaalde dossiers de vereiste indicatie voor de zorg ontbrak, de tijdsbesteding niet deugdelijk kon worden verantwoord of niet vastgesteld kon worden dat de gedeclareerde zorg feitelijk geleverd was. Dit had wel op de weg van de Zorgzaak gelegen.
4.5.
Voor zover de Zorgzaak in dit kort geding stelt dat het proces van de materiële controle niet deugdelijk is verlopen en dat de vordering van Zilveren Kruis daarom ondeugdelijk is, kan zij ook in die stelling niet worden gevolgd. Tijdens de materiële controle is regelmatig onderling contact geweest en heeft overleg plaatsgevonden over de informatie die Zilveren Kruis nog nodig had en de manier waarop Zilveren Kruis het proces inrichtte. Gedurende het onderzoek heeft door de Zorgzaak verstrekte informatie ook geleid tot bijstelling van de bevindingen van Zilveren Kruis. Dat een en ander niet zorgvuldig is verlopen is uit de in dit kort geding overgelegde stukken en ingenomen stellingen niet af te leiden. Hierbij is mede in aanmerking genomen dat de Zorgzaak zich kort voor afronding van de materiële controle in een e-mailbericht van 18 december 2017 nog op het standpunt stelde dat zij – na overlegging van een aantal aanvullende stukken – ervan uit ging dat de materiële controle “tot volle tevredenheid van beide kanten” zou kunnen worden afgerond. Gezien deze uitlating en de uitvoerige toelichting van Zilveren Kruis over het feitelijke verloop van de materiële controle is voorshands onvoldoende aannemelijk dat het proces van de materiële controle ondeugdelijk is verlopen.
4.6.
Dit alles brengt met zich dat niet met grote mate van zekerheid valt te verwachten dat de Zorgzaak in een eventuele bodemprocedure in het gelijk zal worden gesteld, Reeds daarom moeten alle vorderingen van de Zorgzaak worden afgewezen. De voorzieningenrechter tekent daarbij nog aan dat ook onvoldoende is onderbouwd dat sprake is van het vereiste spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening. Immers, onweersproken is gebleven dat de Zorgzaak, althans de groep waartoe zij behoort, zeer winstgevend is en van acute financiële nood die een voorlopige voorziening zoals gevorderd rechtvaardigt niet is gebleken.
4.7.
De Zorgzaak zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt de Zorgzaak in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van Zilveren Kruis begroot op € 5.111,--, waarvan € 980,-- aan salaris advocaat en € 4.131,-- aan griffierecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.J. Hoekstra-van Vliet en in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2020.
idt