ECLI:NL:RBDHA:2020:4628

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 mei 2020
Publicatiedatum
26 mei 2020
Zaaknummer
NL20.4504 en NL20.4505
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding proceskosten na niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 25 mei 2020, hebben verzoekers, vertegenwoordigd door mr. A.J. van der Werff-Dost, een verzoek ingediend om vergoeding van hun proceskosten. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. M.J. Roeloffzen, heeft op 1 april 2020 aangegeven bereid te zijn om de proceskosten van verzoekers te vergoeden tot een bedrag van € 262,50. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Verzoekers zijn op 19 februari 2020 in beroep gegaan omdat verweerder niet tijdig had beslist op hun aanvragen. Op 27 februari 2020 heeft verweerder alsnog besluiten genomen, waarna verzoekers hun beroepen hebben ingetrokken. Ze hebben de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank oordeelt dat verzoekers recht hebben op vergoeding van de proceskosten, omdat verweerder pas na het indienen van het beroep heeft beslist.

De hoogte van de vergoeding is vastgesteld op € 262,50, rekening houdend met het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) en de samenhang tussen de zaken. De rechtbank heeft geoordeeld dat, gezien de inhoud van de zaken, de vergoeding beperkt blijft tot het bedrag dat in een enkele zaak zou worden toegekend. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan verzoekers. Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra dat mogelijk is.

Uitspraak

uitspraak buiten zitting

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.4504 en NL20.4505

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker I] , V-nummer [V-nummer 1] , verzoeker I,

[verzoeker II] ,V-nummer [V-nummer 2] , verzoeker II, hierna gezamenlijk: verzoekers
(gemachtigde: mr. A.J. van der Werff-Dost), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,verweerder (gemachtigde: M.J. Roeloffzen).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over de verzoeken van verzoekers om vergoeding van hun proceskosten.
Verweerder heeft op 1 april 2020 laten weten dat hij in beide zaken bereid is de
proceskosten van verzoekers te vergoeden tot een bedrag van € 262,50.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
De rechtbank kan beslissen dat een van de partijen de proceskosten van de andere partij moet betalen. Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
Verzoekers zijn op 19 februari 2020 in beroep gegaan, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op hun aanvragen. Op 27 februari 2020 heeft verweerder alsnog besluiten genomen op hun aanvragen. Verzoekers hebben daarna de beroepen tegen het niet tijdig nemen van de besluiten ingetrokken. Verzoekers hebben daarbij de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
Omdat verweerder pas nadat verzoekers in beroep zijn gegaan de besluiten heeft genomen, krijgen verzoekers een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bbp) is dit een vast bedrag omdat verzoekers een professionele (juridische) hulpverlener hebben
ingeschakeld om voor hen beroepschriften in te dienen. Omdat de zaken alleen gaan over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder beschouwt de rechtbank deze zaken vanwege de inhoud als samenhangende zaken. Daarom blijft de hoogte van de vergoeding beperkt tot het bedrag dat in een zaak zou worden toegekend (artikel 3 van het Bpb). Toegekend wordt € 262,50.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 262,50 aan proceskosten.
Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoekers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier
.Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak,
voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
25 mei 2020

Documentcode: DSR11637931

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.