ECLI:NL:RBDHA:2020:4624

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 mei 2020
Publicatiedatum
26 mei 2020
Zaaknummer
NL20.9278 en NL20.9279
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegangsweigering en vrijheidsbeperkende maatregelen in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag geoordeeld over de rechtmatigheid van vrijheidsbeperkende maatregelen die aan eisers zijn opgelegd. Eisers, van Amerikaanse nationaliteit, hebben beroep ingesteld tegen de weigering van toegang tot Nederland op 22 april 2020, waarbij ook een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van de Vreemdelingenwet 2000 is toegepast. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de maatregel onrechtmatig was. De rechtbank benadrukt dat de beoordeling van de vrijheidsbeperkende maatregel moet plaatsvinden op basis van de rechtskracht van de toegangsweigering, waartegen eisers administratief beroep kunnen instellen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de vrijheidsbeperkende maatregelen zijn opgeheven, maar dat dit niet betekent dat de maatregelen onrechtmatig waren. De rechtbank heeft de beroepen van eisers ongegrond verklaard en de verzoeken om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van mr. K. Naganathar, griffier. Deze uitspraak is bekendgemaakt zonder openbare zitting vanwege de coronamaatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.9278 en NL20.9279

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer 1]
en
[eiseres], eiseres
V-mnummer: [V-nummer 2]
hierna gezamenlijk te noemen: eisers
gemachtigde: mr. R.J. Portegies,
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluiten van 22 april 2020 is eisers op grond van artikel 6 in samenhang met artikel 14 van de Verordening (EG) nr. 562/2006 van 15 maart 2006 (Schengengrenscode) op de luchthaven Schiphol de toegang tot Nederland geweigerd. Ten aanzien van eisers is op dezelfde datum de vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 6, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw) toegepast.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld en de beroepsgronden op 22 april 2020 ingediend. Deze beroepen strekken tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 23 april 2020 de maatregelen opgeheven, ter effectuering van de uitreis van eisers naar Atlanta, de Verenigde Staten van Amerika.
De rechtbank heeft partijen op 28 april 2020 in verband met de ontwikkelingen rondom het coronavirus gevraagd om de beroepsgronden en het verweer zoveel mogelijk schriftelijk in te dienen. Daarnaast heeft de rechtbank partijen gevraagd te laten weten of zij de zaak schriftelijk of via een telefonische verbinding willen laten behandelen.
Verweerder heeft zijn reactie op de beroepsgronden op 1 mei 2020 ingediend.
Partijen hebben aangegeven dat de zaak schriftelijk kan worden afgedaan. De rechtbank heeft vervolgens, omdat zij geen nadere vragen aan partijen had, besloten het onderzoek te sluiten op 4 mei 2020.

Overwegingen

1. Eisers stellen van Amerikaans nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum 1] respectievelijk [geboortedatum 2] .
2. Omdat de vrijheidsbeperkende maatregelen zijn opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eisers schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeperkende maatregelen op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de maatregel al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de maatregel aan eisers een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. Eisers voeren aan dat hen ten onrechte de toegang tot Nederland is geweigerd, omdat zij een aanvraag hebben lopen voor een verblijfsvergunning in Nederland. Van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: de IND) hebben zij voor hun vertrek uit de Verenigde Staten van Amerika via Twitter toestemming gekregen om naar Nederland te komen. Zij mochten er dus op vertrouwen dat zij zouden worden toegelaten tot Nederland.
3.1
Verweerder stelt zich op het standpunt dat in onderhavige procedure de grensdetentie ter toetsing voorligt en niet de toegangsweigering. Daarbij stelt verweerder dat aan eisers op rechtens juiste gronden de vrijheidsbeperkende maatregelen zijn opgelegd, omdat eisers terecht bij de grens zijn geweigerd. Immers, eisers is de toegang tot Nederland geweigerd omdat er met ingang van 18 maart 2020 een tijdelijk algemeen inreisverbod geldt in verband met het tegengaan van de verspreiding van het coronavirus. Eisers vallen niet onder één van de uitzonderingscategorieën om toch toegang tot Nederland te krijgen. Het twitterbericht van de IND bevat niet meer dan een algemene opmerking. Verweerder verwijst daarbij naar de uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, van 23 april 2020 (AWB 20/3367 en AWB 20/3368).
3.2
De rechtbank is van oordeel dat wat eisers hebben aangevoerd geen aanleiding geeft de vrijheidsbeperkende maatregelen onrechtmatig te achten. De reden hiervoor is dat hetgeen eisers in beroep hebben aangevoerd ziet op de toegangsweigering. De rechtbank dient bij de beoordeling van dit beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel echter uit te gaan van de rechtskracht en (dus) de rechtmatigheid van de toegangsweigering, waartegen eisers administratief beroep bij verweerder kunnen instellen. De rechtbank overweegt voorts dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat aan hen niet de maatregel van artikel 6, eerste lid, van de Vw, mocht worden opgelegd.
3.3
Er is daarom geen grond voor het oordeel dat de vrijheidsbeperkende maatregelen ten onrechte zijn opgelegd. Indien in de procedure in administratief beroep mocht worden geconcludeerd dat eisers ten onrechte de toegang is geweigerd, dan kunnen eisers in die procedure om schadevergoeding verzoeken of opnieuw beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregelen instellen.
4. De beroepen tegen de oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregelen zijn ongegrond. Daarom worden ook de verzoeken om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen ongegrond;
- wijst de verzoeken om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van mr. K. Naganathar, griffier.
Deze uitspraak is gedaan en bekendgemaakt op:
Als gevolg van de maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, in het openbaar uitgesproken
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.