Uitspraak
mr. L. Sieverink.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 mei 2020 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [eiseres] vorderde om haar paspoort terug te krijgen. Het paspoort was op 28 oktober 2019 tijdelijk in bewaring genomen op grond van de Vreemdelingenwet. [eiseres] was als vreemdeling ongewenst verklaard en had een detentie van 103 dagen ondergaan. Na het uitzitten van deze detentie stelde zij dat er geen grond meer was voor het terughouden van haar paspoort. De Staat, vertegenwoordigd door de IND, was voornemens [eiseres] naar [land] terug te laten keren, maar deze terugreis was opgeschort door een uitspraak van de voorzieningenrechter van de Raad van State. De voorzieningenrechter oordeelde dat [eiseres] in deze situatie niet bij de civiele kortgedingrechter aan het juiste adres was, omdat er een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang bij de bestuursrechter beschikbaar was. De vordering van [eiseres] werd afgewezen en zij werd veroordeeld in de kosten van het geding, die aan de zijde van de Staat werden begroot op € 1.639,--, uitvoerbaar bij voorraad.