ECLI:NL:RBDHA:2020:4618

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 mei 2020
Publicatiedatum
25 mei 2020
Zaaknummer
C-09-591240-KG ZA 20-314
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot teruggave van paspoort in kort geding afgewezen wegens niet-ontvankelijkheid

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 mei 2020 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [eiseres] vorderde om haar paspoort terug te krijgen. Het paspoort was op 28 oktober 2019 tijdelijk in bewaring genomen op grond van de Vreemdelingenwet. [eiseres] was als vreemdeling ongewenst verklaard en had een detentie van 103 dagen ondergaan. Na het uitzitten van deze detentie stelde zij dat er geen grond meer was voor het terughouden van haar paspoort. De Staat, vertegenwoordigd door de IND, was voornemens [eiseres] naar [land] terug te laten keren, maar deze terugreis was opgeschort door een uitspraak van de voorzieningenrechter van de Raad van State. De voorzieningenrechter oordeelde dat [eiseres] in deze situatie niet bij de civiele kortgedingrechter aan het juiste adres was, omdat er een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang bij de bestuursrechter beschikbaar was. De vordering van [eiseres] werd afgewezen en zij werd veroordeeld in de kosten van het geding, die aan de zijde van de Staat werden begroot op € 1.639,--, uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Rechtbank den haag
Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/591240 / KG ZA 20-314
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in kort geding ter zitting van 25 mei 2020
in de zaak van
[eiseres]te [plaats] ,
eiseres,
advocaat mr. M.J.E.J. Coenraad te Den Haag,
tegen:
DE STAAT DER NEDERLANDENte Den Haag,
(ministerie van Justitie en Veiligheid),
gedaagde,
advocaat mr. L. Sieverink te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ' [eiseres] ' en 'de Staat'.
Aanwezig is mr. H.J. Vetter, voorzieningenrechter, bijgestaan door J.W. van Leeuwen, griffier.
Verschenen zijn:
- [eiseres] , bijgestaan door mr. M.J.E.J. Coenraad;
- mevrouw [A] , werkzaam bij de IND, namens de Staat, bijgestaan door
mr. L. Sieverink.
Nadat partijen hun standpunten hebben toegelicht, over en weer hebben gereageerd op de standpunten van de wederpartij en vragen van de voorzieningenrechter hebben beantwoord, heeft de voorzieningenrechter de zitting voor korte tijd geschorst. Na hervatting van de zitting heeft de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering mondeling uitspraak gedaan. Deze luidt als volgt.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de Staat het paspoort van [eiseres] onder zich mag houden. [eiseres] wenst afgifte van het paspoort. Zij voert daartoe aan dat er na het uitzitten van de 103 dagen detentie, tot 8 februari 2020, geen grond meer bestaat voor het terughouden daarvan.
1.2.
Vast staat dat [eiseres] bij onherroepelijk besluit van 6 maart 2014 als vreemdeling ongewenst is verklaard. Toen zij in 2018 vanuit [land] naar Nederland is gereisd en op dat moment is aangehouden, heeft zij - wegens overtreding van het destijds voor haar geldende inreisverbod - alsnog het resterende deel van een nog openstaande straf, de zojuist genoemde 103 dagen detentie, uitgezeten.
1.3.
Het paspoort van [eiseres] is op 28 oktober 2019 tijdelijk in bewaring genomen op grond van de Vreemdelingenwet.
1.4.
De Staat was/is voornemens [eiseres] naar [land] terug te laten keren en de terugreis was voorbereid. Die terugreis heeft niet plaatsgevonden omdat de Voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State daar op 4 februari 2020 een stokje voor heeft gestoken. Deze voorzieningenrechter oordeelde dat een uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 22 november 2019 waarschijnlijk geen stand zou houden. In die uitspraak heeft de rechtbank met name aan [eiseres] een beroep op een aan de Franse nationaliteit van haar dochter, [de dochter] , ontleend recht op verblijf in de EU ontzegd.
1.5.
De stand van zaken is nu dat het oordeel in beroep van de Raad van State, afdeling bestuursrechtspraak, tegen de uitspraak van 22 november 2019 moet worden afgewacht.
1.6.
In de tussentijd blijft de Staat weigerachtig te voldoen aan het verzoek van [eiseres] om haar paspoort terug te geven. Namens [eiseres] is - met het oog op de teruggave van het paspoort - een voorlopige voorziening gevraagd bij de rechtbank Den Haag, welk verzoek wordt behandeld in de zittingsplaats Amsterdam. Er loopt dus inmiddels een spoedprocedure met betrekking tot het paspoort.
1.7.
[eiseres] lijkt aldus de route te volgen die de juiste is, nu de bestuursrechter op grond van hoofdstuk 7 van de Vreemdelingenwet de bevoegde rechter is voor geschillen ter zake van besluiten, handelingen en schadevergoedingen, verband houdende met in de Vreemdelingenwet toegekende bevoegdheden, waartoe het in bewaring nemen van een paspoort ook behoort (artikel 52 Vreemdelingenwet). In die procedure kan [eiseres] ook de door haar in dit kort geding naar voren gebrachte argumentatie op basis van het EU-recht naar voren worden gebracht.
1.8.
Nu een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang voor handen is, terwijl niet gesteld of gebleken is dat daarin - bij gebleken belang - niet met voldoende voortvarendheid op het verzoek om een voorlopige voorziening kan worden beslist, is [eiseres] bij de (civiele) kortgedingrechter aan het verkeerde adres. De vordering van [eiseres] zal daarom worden afgewezen. [eiseres] wordt veroordeeld in de kosten van het geding, die aan de zijde van de Staat worden begroot op € 1.636,--. Deze kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad.

2.De beslissing

De voorzieningenrechter:
2.1.
wijst de vordering van [eiseres] af;
2.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van de Staat begroot op € 1.639,--, waarvan € 980,-- aan salaris advocaat en € 656,-- aan griffierecht;
2.3.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
WAARVAN PROCES-VERBAAL,
…………………………………. …………………………………
J.W. van Leeuwen mr. H.J. Vetter