ECLI:NL:RBDHA:2020:4605

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 mei 2020
Publicatiedatum
25 mei 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 1818
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake openbaarmaking inspectiegegevens Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag

Op 26 mei 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, een Litouwse onderneming, een voorlopige voorziening heeft gevraagd tegen de openbaarmaking van inspectiegegevens door de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De staatssecretaris had op 7 februari 2020 een bestuurlijke boete van €89.000,- opgelegd aan verzoekster wegens overtreding van artikel 18b, tweede lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml). Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat de inspectiegegevens openbaar gemaakt zouden worden.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het onderzoek ter zitting op 12 mei 2020 heeft plaatsgevonden via een videoverbinding, met instemming van beide partijen. De rechter heeft overwogen dat de openbaarmaking van de inspectiegegevens een gevoelig onderwerp is en dat verzoekster vreest voor reputatieschade. Echter, de voorzieningenrechter oordeelt dat de wetgever met artikel 18pa van de Wml heeft gekozen voor een verplichting tot openbaarmaking, wat betekent dat er geen ruimte is voor een belangenafweging in dit geval. De rechter heeft geoordeeld dat de openbaarmaking van de inspectiegegevens niet opgeschort hoeft te worden, maar heeft wel bepaald dat bepaalde gegevens onleesbaar gemaakt moeten worden bij de openbaarmaking.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek gedeeltelijk toegewezen, waarbij verweerder is opgedragen om de inspectiegegevens die betrekking hebben op de naam en vestigingsplaats van verzoekster onleesbaar te maken. Daarnaast is bepaald dat verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht van €354,- moet vergoeden en dat de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op €1.050,-, door verweerder moeten worden vergoed. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. A. Badermann, en is niet op een openbare zitting uitgesproken vanwege de coronamaatregelen. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

REchtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 20/1818
uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 mei 2020 op het verzoek om een voorlopige voorziening van

[verzoekster] , te [woonplaats] , Litouwen, verzoekster

(gemachtigde: mr. P.A. Kerkhof),
tegen

de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.J.A. Huisman).

Procesverloop

Bij besluit van 7 februari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan verzoekster een bestuurlijke boete opgelegd van €89.000,- wegens overtreding van artikel 18b, tweede lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml). Verweerder heeft tevens besloten een aantal door haar in het primaire besluit genoemde inspectiegegevens openbaar te maken.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft, met instemming van partijen, met een videoverbinding plaatsgevonden op 12 mei 2020.
Verzoekster en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
De voorzieningenrechter acht spoedeisend belang als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij de gevraagde voorziening aanwezig, voor zover deze ziet op het tegengaan van het openbaar maken van de in het primaire besluit genoemde gegevens. De voorzieningenrechter zal beoordelen aan de hand van een voorlopig rechtmatigheidsoordeel en zo nodig een belangenafweging of er ook voldoende spoedeisend belang is om het treffen van een voorlopige voorziening op dit punt te rechtvaardigen.
2. Op 3 december 2016 zijn inspecteurs van de Inspectie SZW een onderzoek
gestart op de locatie [weg] [huisnummer] in [plaats] alwaar onderneming
[B.V.] is gevestigd. Uit een opvolgend (administratief) onderzoek naar verzoekster is door arbeidsinspecteurs van de Inspectie SZW geconstateerd dat de Wml is overtreden. De arbeidsinspecteurs hebben op grond hiervan een boeterapport opgemaakt, van 14 februari 2019.
Gebleken is dat in of ten behoeve van verzoekster 15 personen (naar redelijk vermoeden) arbeid verricht hebben bestaande uit chauffeurswerkzaamheden.
Verzoeker kon niet een schriftelijke opgave overleggen als bedoeld in artikel 626 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, dan wel andere bescheiden waaruit de in dat artikel voorgeschreven gegevens blijken, en/of schriftelijke bescheiden overleggen op grond waarvan het door haar betaalde (bruto)loon of de door haar betaalde
(bruto)vakantiebijslag en/of het aantal gewerkte uren kon worden vastgesteld. Dit is een overtreding van artikel 18b, tweede lid, van de Wml, aldus verweerder.
3. Het wettelijk kader is opgenomen in de aan deze uitspraak gehechte bijlage
4. Op grond van artikel l8pa, van de Wml heeft verweerder besloten tevens de volgende
inspectiegegevens en opgelegde boetes openbaar te maken:
a. de punten waarop is gecontroleerd, de artikelen van de wet of wetten die de
grondslag daarvoor bieden, welk besluit is genomen en de datum van dat besluit:
Betaling van loon en vakantiebijslag, artikel 18b, tweede lid, WML, bestuurlijke
boete en de datum dagtekening van deze beschikking;
b. welke rechtsmiddelen tegen het besluit zijn of kunnen worden aangewend en
wat hiervan de uitkomst was, of dat het besluit onherroepelijk is geworden:
rechtsgang staat open;
c. de locatie waar het onderzoek heeft plaatsgevonden: [weg] [huisnummer] ,
[postcode] , [plaats] ;
d. de datum of periode waarop het onderzoek heeft plaatsgevonden:
3 december 2016;
e. de naam en vestigingsplaats: [verzoekster] , [postcode buitenland] [woonplaats] ;
f. het nummer waaronder deze staat ingeschreven in het Nederlandse
handelsregister: n.v.t.;
g. de sector of branche waarin deze normadressaat zijn economische activiteiten
verricht: Goederenvervoer over de weg (geen verhuizingen).
De openbaarmaking vindt plaats op de website van de Inspectie SZW te weten
www. Inspectieresultatenszw.nl.
5. Verzoekster kan zich niet vinden in het opleggen van de boete en daarmee ook niet in openbaarmaking van de genoemde inspectiegegevens. De Wml is niet op verzoekster van toepassing, zodat zij deze wet ook niet overtreden kan hebben. De aard en inhoud van deze kwestie ligt buitengewoon gevoelig en is uitermate complex. Openbaarmaking van de gegevens zal verzoeksters belangen ernstig schaden en er zullen onomkeerbare gevolgen ontstaan. De goede naam van verzoekster zal worden beschadigd en zij zal aan de schandpaal genageld worden zonder dat onherroepelijk in rechte is vastgesteld dat de Wml op haar van toepassing is.
6. De voorzieningenrechter stelt voorop dat alleen de vraag voorligt of verweerder hangende het bezwaar mag overgaan tot publicatie van de door hem genoemde gegevens.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder er in het verweerschrift van 16 maart 2020 niet ten onrechte op wijst dat met het openbaar maken van de inspectiegegevens de transparantie omtrent de naleving van de Wml wordt beoogd en het bevorderen van toezicht hierop. Vanwege het doel van volledige transparantie is door de wetgever met artikel 18pa van de Wml bewust gekozen voor een verplichting tot openbaarmaking en geen bevoegdheid. Er is dan ook geen ruimte voor een belangenafweging aangezien deze afweging door de wetgever al gemaakt is in het voordeel van transparantie.
Verweerder dient wel te beoordelen of artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, en d van de Wet openbaarheid van bestuur niet in de weg staan aan de publicatie van de inspectiegegevens. Tussen partijen is niet in geschil dat geen sprake is van en situatie zoals genoemd in die twee leden van artikel 10 van de Wob.
Hetgeen verzoekster heeft aangevoerd maakt niet dat de publicatieplicht uit artikel 18pa van de Wml niet langer geldt of dat de schade die verzoekster (vreest te) lijden als gevolg van de openbaarmaking onevenredig moet worden geacht.
Het is vaste rechtspraak dat reputatieschade onvoldoende is om de publicatie van een handhavingsbesluit onevenredig te achten. De gestelde diffamerende werking van de publicatie maakt niet dat sprake is van een individuele, bijzondere situatie die uitstel kan rechtvaardigen of tot anonimiseren aanleiding geeft. De voorzieningenrechter is gelet op het vorenstaande dan ook van oordeel dat verweerder de openbaarmaking van de inspectiegegevens niet hoeft op te schorten gedurende de behandeling van het bezwaar.
Verzoekster heeft ter zitting betoogd dat zij een rechtspersoon naar vreemd recht is en niet staat ingeschreven in het handelsregister als bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007. Daarom voorziet artikel 6b van het Besluit Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (hierna: het Besluit) in haar situatie niet in het openbaar maken van verzoeksters naam, vestigingsplaats en activiteit (inspectiegegevens genoemd onder e en g).
Uit de Nota van Toelichting bij het Besluit blijkt dat de bedoeling van de regelgever is geweest om volledige transparantie na te streven bij het openbaar maken van inspectiegegevens. Het betoog van verweerder ter zitting dat ook in het geval van verzoekster, die in het handelsregister van haar land van vestiging moet zijn ingeschreven, de inspectiegegevens onder e en g openbaar gemaakt zouden moeten worden is weliswaar begrijpelijk, maar biedt daarmee nog geen verklaring voor het gegeven dat de regelgever van het Besluit de openbaarmaking heeft beperkt tot in het Nederlandse handelsregister ingeschreven ondernemingen. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om aan de duidelijke wettekst voorbij te gaan.
7. Uit het voorgaande volgt dat in bezwaar het bestreden besluit voor het deel van de inspectiegegevens genoemd onder e en g, naar verwachting niet zonder nadere motivering van verweerder in stand zal blijven, zodat er voor dat deel aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening.
8. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek gedeeltelijk toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
9. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek gedeeltelijk toe en draagt verweerder op bij openbaarmaking van het boetebesluit de inspectiegegevens genoemd onder e en g onleesbaar te maken;
- wijst het verzoek voor het overige af;
- bepaalt dat verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht van € 354,- aan haar vergoedt;
- veroordeelt verzoekster in de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 1.050,-.
Deze uitspraak is gedaan op 26 mei 2020 door mr. G.P. Kleijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier.
Als gevolg van de maatregelen rondom het Corona virus is deze beslissing niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Dat zal op een later moment alsnog gebeuren. Deze uitspraak wordt zo snel mogelijk gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Wettelijk kaderWet minimumloon en minimumvakantiebijslag

Artikel 18pa
1. De door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 18a, eerste en tweede lid, of 18c, eerste lid, maken het feit dat een bestuurlijke boete is opgelegd wegens overtreding van deze wet als bedoeld in artikel 18b, eerste en tweede lid, dat een besluit is genomen als bedoeld in artikel 18i, tweede lid, of dat na een afgerond onderzoek geen overtreding is geconstateerd openbaar teneinde de naleving van deze wet te bevorderen en inzicht te geven in het uitvoeren van het toezicht op grond van deze wet.
2 Bij de openbaarmaking, bedoeld in het eerste lid, is artikel 10, eerste lid, onderdelen c en d, van de Wet openbaarheid van bestuur van overeenkomstige toepassing.
3 Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot de openbaar te maken gegevens, waaronder de mogelijke reactie van een belanghebbende in verband met de openbaarmaking van zijn gegevens, de termijn waarop deze gegevens beschikbaar worden gesteld en de wijze waarop de openbaarmaking plaatsvindt.
4 Indien geen overtreding is geconstateerd als bedoeld in het eerste lid, is op dat besluit tot openbaarmaking artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
5 De openbaarmaking, bedoeld in het eerste lid, geschiedt niet eerder dan nadat tien werkdagen zijn verstreken na de dag waarop het besluit aan belanghebbende bekend is gemaakt.
6 Bij de openbaarmaking wordt vermeld of tegen een besluit tot oplegging van een bestuurlijke boete of een besluit als bedoeld in artikel 18i, tweede lid, een rechtsmiddel is ingesteld dan wel of daartoe de mogelijkheid bestaat.
7 Indien wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt de openbaarmaking opgeschort totdat de voorzieningenrechter een uitspraak heeft gedaan.
8 Indien de openbaarmaking, bedoeld in het eerste lid, in strijd is of zou kunnen komen met het doel van het toezicht op de naleving van deze wet dat door de door Onze Minister aangewezen ambtenaren wordt uitgeoefend, blijft openbaarmaking achterwege.
Besluit minimumloon een minimumvakantiebijslag
Paragraaf 5. Openbaarmaking inspectiegegevens
Artikel 6a
1. De gegevens, bedoeld in artikel 18pa van de wet, worden door de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren geplaatst op een website met informatie van de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren, bedoeld in artikel 18pa, eerste lid, van de wet.
2 De gegevens, bedoeld in artikel 18pa van de wet, blijven drie jaar na de datum van bekendmaking van het besluit, bedoeld in 18pa, eerste lid, van de wet, dan wel na verzending van een brief met de mededeling dat er geen overtreding is geconstateerd, beschikbaar op de website.
Artikel 6b
1. De gegevens, bedoeld in artikel 18pa van de wet, betreffen:
a. de punten waarop is gecontroleerd en de wet of wetten die de grondslag daarvoor bieden;
b. de locatie waar het onderzoek heeft plaatsgevonden; en
c. de datum of periode waarop het onderzoek heeft plaatsgevonden.
2 Indien het onderzoek heeft plaatsgevonden bij een normadressaat die is ingeschreven in het handelsregister, bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007, worden in aanvulling op het eerste lid met betrekking tot de normadressaat tevens openbaar gemaakt:
a. de naam en vestigingsplaats;
b. het nummer waaronder deze staat ingeschreven in het handelsregister; en
c. de sector of branche waarin deze normadressaat zijn economische activiteiten verricht.
3 Indien na afronding van een onderzoek geen overtreding is geconstateerd die leidt tot de besluiten, genoemd in artikel 6c, wordt bij de gegevens, genoemd in het eerste lid, de opmerking geplaatst dat geen overtreding is geconstateerd.
Artikel 6d
1. De openbaarmaking van de gegevens, bedoeld in de artikelen 6b en 6c, geschiedt niet eerder dan tien werkdagen, doch uiterlijk dertig werkdagen na de datum waarop het besluit tot openbaarmaking van deze gegevens aan belanghebbende bekend is gemaakt.
2 Indien wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 18pa, zevende lid, van de wet, wordt de termijn van dertig werkdagen, bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig opgeschort.
(…)
Artikel 6e
1. Op verzoek van de belanghebbende kan een schriftelijke reactie over de openbaarmaking van de gegevens, bedoeld in de artikelen 6b en 6c, van ten hoogste 2.000 leestekens worden gegeven, die zal worden gevoegd bij de openbaar te maken gegevens op de website met informatie van de toezichthouder of de door Onze Minister aangewezen ambtenaren.
2 Onderdelen van de schriftelijke reactie die persoonsgegevens, bedrijfsnamen of bedrijfsgegevens van derden dan wel strafbare of aanstootgevende uitlatingen bevatten, worden niet op de website gepubliceerd.
Artikel 6f
Indien in verband met een beslissing op bezwaar, beroep of hoger beroep wordt vastgesteld dat de gegevens, die op grond van artikel 18pa van de wet, en de artikelen 6b en 6c openbaar zijn gemaakt, niet meer juist of volledig zijn, worden deze gegevens aangepast, binnen tien werkdagen na vaststelling of na ontvangst van de desbetreffende beslissing door Onze Minister.