ECLI:NL:RBDHA:2020:4600

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 mei 2020
Publicatiedatum
25 mei 2020
Zaaknummer
NL20.10333
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring en schadevergoeding in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 mei 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser van Marokkaanse nationaliteit. De maatregel van bewaring was op 28 maart 2020 opgelegd op grond van artikel 59b, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) en op 8 mei 2020 verlengd. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel op 12 mei 2020 is opgeheven, waardoor de beoordeling zich beperkte tot de vraag of eiser recht heeft op schadevergoeding voor de periode waarin de maatregel van bewaring van kracht was.

De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het moment van opheffing. Eiser voerde aan dat verweerder de proportionaliteit van het verlengingsbesluit niet had getoetst en dat de coronamaatregelen en de vertraagde uitspraak in de asielprocedure niet waren meegenomen. De rechtbank oordeelde dat zicht op uitzetting geen voorwaarde is voor de maatregel van bewaring en dat de argumenten van eiser niet relevant waren voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel. De rechtbank concludeerde dat de identiteit van eiser nog steeds niet was vastgesteld en dat er een risico op onttrekking aan het toezicht bestond.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van mr. K. Naganathar, griffier. De uitspraak is bekendgemaakt zonder openbare zitting vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.10333

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. M.E. Muller),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Remerie).

Procesverloop

Verweerder heeft op 28 maart 2020 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw) opgelegd. Op 8 mei 2020 heeft verweerder deze maatregel op grond van artikel 59, derde lid, van de Vw met ten hoogste drie maanden verlengd.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft op 12 mei 2020 de maatregel van bewaring opgeheven.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 mei 2020. De gemachtigden van partijen hebben telefonisch deelgenomen aan de zitting. Het onderzoek is dezelfde dag gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] .
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. De rechtbank stelt daarbij voorop dat zij de maatregel van bewaring van 28 maart 2020 al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 21 april 2020 (NL20.7909) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, 21 april 2020, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
3. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte de proportionaliteit van het verlengingsbesluit niet heeft getoetst en daarbij ten onrechte de corona-maatregelen en de omstandigheid dat de rechtbank niet binnen de termijn van vier weken uitspraak heeft gedaan in de asielprocedure, niet heeft betrokken. Hoewel zicht op uitzetting niet is vereist bij onderhavige maatregel van bewaring, speelt dit wel een rol bij de proportionaliteit en bij de vraag of de bewaring niet onevenredig bezwarend is. In dat verband wijst eiser op preambule 16 en 20 van de Opvangrichtlijn, waarin staat dat de bewaring zo kort mogelijk moet duren. Ook wijst eiser op de brief van de Europese Commissie van 16 april 2020, waaruit volgt dat er veel reisbeperkingen zijn en dat wanneer sprake is van bewaringsmaatregelen in afwachting van uitzetting per geval dient te worden bekeken of zicht op uitzetting bestaat.
3.1
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de verlenging van onderhavige maatregel rechtmatig is. In dat verband wijst hij erop dat niet in geschil is dat zicht op uitzetting geen voorwaarde is voor toepassing van deze maatregel. De corona-maatregelen kunnen relevant zijn in het kader van de uitzetting, maar daar is in dit geval geen sprake van. Ten tijde van de verlenging op 8 mei 2020 waren de identiteit en nationaliteit van eiser nog niet vastgesteld en was het risico op onttrekking nog steeds aanwezig. Verder heeft eiser geen gewijzigde feiten of omstandigheden naar voren gebracht. Dat de rechtbank niet tijdig uitspraak heeft gedaan in de asielprocedure is niet relevant voor dit beroep. Eiser kan dit argument eventueel in hoger beroep tegen de uitspraak in de asielprocedure naar voren brengen.
3.2
De rechtbank overweegt als volgt.
3.3
Een maatregel van bewaring mag op grond van artikel 59b, tweede lid, van de Vw niet langer dan zes weken duren, tenzij de bewaring op grond van het derde lid is verlengd. Omdat het bij een bewaring gaat om een inbreuk op de bewegingsvrijheid, ligt het op de weg van verweerder om uiterlijk in het verlengingsbesluit te beoordelen of bewaring nog noodzakelijk is en proportioneel.
3.4
In dit geval heeft verweerder de bewaring verlengd op grond van artikel 59b, derde lid, van de Vw, omdat de rechtbank nog geen uitspraak had gedaan op het beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser en de zes-weken termijn aflopende was.
Uit het digitale dossier blijkt dat onderhavige maatregel op 12 mei 2020 is opgeheven, omdat de rechtbank op 11 mei 2020 uitspraak heeft gedaan in de beroepszaak tegen de afwijzing van eisers asielaanvraag.
3.5
Ten aanzien van eisers stelling dat verweerder ten onrechte het ontbreken van zicht op uitzetting niet heeft betrokken bij de verlenging van onderhavige maatregel verwijst de rechtbank naar hetgeen zij hieromtrent in haar uitspraak van 21 april 2020 heeft overwogen. Zicht op uitzetting is geen voorwaarde bij een maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, van de Vw.
Ook bij de beoordeling van een lichter middel en de vraag of de maatregel van bewaring onevenredig bezwarend is, is geen ruimte voor argumenten die zien op het zicht op uitzetting. Verweerder heeft bij de verlenging van de maatregel daarom terecht niet beoordeeld of zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat.
3.6
De rechtbank stelt verder vast dat de identiteit van eiser nog steeds niet is vastgesteld aan de hand van originele en authentieke identiteitsdocumenten en nog steeds sprake is van een risico op onttrekking aan het toezicht. Eiser heeft ook in zijn vertrekgesprek van 12 mei 2020 nog verklaard niet te willen meewerken aan zijn vertrek naar Marokko. Verder heeft eiser geen nieuwe of gewijzigde bijzondere (medische) feiten en/of omstandigheden naar voren gebracht die thans aanleiding zouden moeten geven tot het toepassen van een lichter middel of de bewaring onevenredig bezwarend maken.
4. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af..
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van mr. K. Naganathar, griffier.
Deze uitspraak is gedaan en bekendgemaakt op:
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op
een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze
uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.