ECLI:NL:RBDHA:2020:4586
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg aan betrokkene die niet gehoord wil worden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 april 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 10 april 2020 een verzoekschrift ingediend, waarin werd verzocht om een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren in 1959 in Japan, die momenteel verblijft in een psychiatrisch ziekenhuis. Betrokkene heeft aangegeven niet gehoord te willen worden, wat door zijn advocaat werd ondersteund. De rechtbank heeft, gezien de omstandigheden en de weigering van betrokkene om te worden gehoord, besloten om de officier van justitie niet te horen en de zaak op basis van de ingediende stukken te beoordelen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een schizofreniespectrumstoornis en andere gedragsstoornissen, wat leidt tot ernstig nadeel in de vorm van lichamelijk letsel en verwaarlozing. De rechtbank concludeert dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat verplichte zorg noodzakelijk is. De voorgestelde zorg omvat onder andere het toedienen van medicatie, voeding en het beperken van de bewegingsvrijheid. De rechtbank heeft geoordeeld dat de voorgestelde zorg evenredig en effectief is en heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 24 oktober 2020.
De beschikking is gegeven door mr. J.T.W. van Ravenstein, rechter, en is vastgesteld op 7 mei 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.