Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 mei 2020 in de zaak tussen
[verzoeker] , V-nummer [V-nummer] , verzoeker
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag om toetsing aan het EU-recht niet in behandeling kan worden genomen als hij niet beschikt over zijn paspoort. Uit de brief van verweerder van 28 april 2020 volgt immers dat verzoeker een kopie van zijn paspoort kan overleggen in het kader van de beoordeling van de aanvraag. De voorzieningenrechter stelt vast dat een kopie van verzoekers paspoort zich bevindt tussen de gedingstukken. Daarom valt niet in te zien waarom verzoeker, zoals hij stelt, zijn originele paspoort nodig heeft ter beoordeling van zijn aanvraag.
Verder stelt de voorzieningenrechter vast dat gesteld noch gebleken is dat verzoeker een aanbod van werk heeft ontvangen of dat hij op korte termijn kan gaan werken. Gelet hierop levert de omstandigheid dat verzoeker snel wenst te gaan werken en een arbeidsmarktaantekening in zijn paspoort wil hebben, geen spoedeisend belang op.
De voorzieningenrechter is op grond van het voorgaande van oordeel dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat nu een spoedeisend belang bestaat dat het treffen van een voorlopige voorziening vereist.