ECLI:NL:RBDHA:2020:4576

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2020
Publicatiedatum
25 mei 2020
Zaaknummer
20/2098
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake teruggave paspoort in vreemdelingenzaak

Op 22 mei 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, een vreemdeling met een V-nummer, een voorlopige voorziening heeft verzocht voor de teruggave van zijn in bewaring genomen paspoort. Verzoeker had eerder bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn verzoek tot teruggave door een ambtenaar belast met het toezicht op vreemdelingen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van een spoedeisend belang. Verzoeker stelde dat hij zijn paspoort nodig had om zijn aanvraag voor verblijf bij zijn partner met de Italiaanse nationaliteit in behandeling te laten nemen en om snel aan het werk te kunnen gaan. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat verzoeker voldoende kon identificeren met een kopie van zijn paspoort en dat er geen bewijs was dat hij een aanbod voor werk had ontvangen. Daarnaast werd vastgesteld dat het besluit om het paspoort niet te retourneren niet evident onrechtmatig was. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om de belangenafweging in het voordeel van verzoeker te laten uitvallen en wees het verzoek af. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/2098

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 mei 2020 in de zaak tussen

[verzoeker] , V-nummer [V-nummer] , verzoeker

(gemachtigde: mr. H. Loth),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: H. Remenie).

Procesverloop

Bij e-mailbericht van 12 december 2019 heeft een ambtenaar, belast met het toezicht op vreemdelingen, afwijzend gereageerd op het verzoek van verzoeker tot teruggave van zijn in bewaring genomen paspoort.
Verzoeker heeft hier tegen bezwaar gemaakt (de voorzieningenrechter begrijpt: administratief beroep ingesteld). Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat het paspoort onmiddellijk aan hem wordt teruggegeven.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij faxbericht van 15 mei 2020 heeft verzoeker op het verweerschrift gereageerd.
De voorzieningenrechter heeft op 20 mei 2020 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat indien tegen een besluit bij de bestuursrechter beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder partijen uit te nodigen om op een zitting te verschijnen indien de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk gegrond of kennelijk ongegrond is. Het laatste is hier het geval. Daarom doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder behandeling van het verzoek ter zitting.
3. Op grond van artikel 52 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) zijn de ambtenaren, belast met de grensbewaking, en de ambtenaren, belast met het toezicht op vreemdelingen, zijn bevoegd om, ter vervulling van hun taken, reis- en identiteitspapieren van personen in te nemen, tijdelijk in bewaring te nemen alsmede om hierin aantekeningen te maken. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden hierover nadere regels gesteld.
In artikel 4.23, eerste lid, onder d van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vw) is bepaald dat de ambtenaren belast met de grensbewaking of de ambtenaren belast met het toezicht op vreemdelingen, op grond van artikel 52, eerste lid, van de Wet het reis- of identiteitspapier van een persoon tijdelijk in bewaring nemen voorzover zulks nodig is met het oog op de uitzetting of de overgave aan de buitenlandse grensautoriteiten als bedoeld in artikel 52, tweede lid, van de Wet.
De weigering tot teruggave van het paspoort moet worden aangemerkt als een handeling als bedoeld in artikel 72, derde lid, van de Vw en moet derhalve gelijkgesteld worden met een besluit.
4. Voordat toegekomen kan worden aan een inhoudelijke rechtmatigheidsbeoordeling van de zaak moet de vraag worden beantwoord of verzoeker spoedeisend belang heeft bij het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening. Verzoeker heeft zich op het standpunt gesteld dat hij spoedeisend belang heeft bij het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening, omdat i) zijn aanvraag om toetsing aan het EU-recht voor verblijf bij zijn partner met de Italiaanse nationaliteit (aanvraag) niet in behandeling kan worden genomen nu hij zich niet kan identificeren, en omdat ii) hij snel wenst te gaan werken en een arbeidsmarktaantekening in zijn paspoort wil hebben.
5. De voorzieningenrechter neemt in aanmerking dat het op de weg van verzoeker ligt om aan te tonen dat hij een spoedeisend belang heeft.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag om toetsing aan het EU-recht niet in behandeling kan worden genomen als hij niet beschikt over zijn paspoort. Uit de brief van verweerder van 28 april 2020 volgt immers dat verzoeker een kopie van zijn paspoort kan overleggen in het kader van de beoordeling van de aanvraag. De voorzieningenrechter stelt vast dat een kopie van verzoekers paspoort zich bevindt tussen de gedingstukken. Daarom valt niet in te zien waarom verzoeker, zoals hij stelt, zijn originele paspoort nodig heeft ter beoordeling van zijn aanvraag.
Verder stelt de voorzieningenrechter vast dat gesteld noch gebleken is dat verzoeker een aanbod van werk heeft ontvangen of dat hij op korte termijn kan gaan werken. Gelet hierop levert de omstandigheid dat verzoeker snel wenst te gaan werken en een arbeidsmarktaantekening in zijn paspoort wil hebben, geen spoedeisend belang op.
De voorzieningenrechter is op grond van het voorgaande van oordeel dat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat nu een spoedeisend belang bestaat dat het treffen van een voorlopige voorziening vereist.
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat op basis van de nu overgelegde stukken en ingenomen standpunten niet evident is dat het besluit om verzoekers paspoort niet te retourneren onrechtmatig is en dus geen stand zal kunnen houden. Met evident onrechtmatig wordt bedoeld dat zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door verweerder ingenomen standpunt juist is en of het besluit in de bodemprocedure in stand zal blijven. Bij dit voorlopig rechtmatigheidsoordeel heeft de voorzieningenrechter in aanmerking genomen dat het op 26 mei 2019 tegen verzoekers uitgevaardigde terugkeerbesluit in rechte vaststaat, dat gesteld noch gebleken is dat verzoeker sinds de uitvaardiging van dit terugkeerbesluit het grondgebied van de Europese Unie heeft verlaten en dat uit de gedingstukken niet blijkt dat hij thans van rechtswege rechtmatig verblijf in Nederland heeft.
7. Uit het voorgaande volgt dat geen sprake is van een spoedeisend belang en dat het besluit ook niet evident onrechtmatig is. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding de belangenafweging in het voordeel van verzoeker te laten uitvallen. Het verzoek is kennelijk ongegrond.
8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Ramsaroep, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.J. van Ravenhorst, griffier, op 22 mei 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.