ECLI:NL:RBDHA:2020:453
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ondertoezichtstelling van een ongeboren vrucht in het kader van de kinderbescherming
Op 8 januari 2020 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een ongeboren vrucht. Het verzoek tot ondertoezichtstelling was ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, naar aanleiding van zorgen over de ontwikkeling en veiligheid van de ongeboren vrucht. De kinderrechter heeft de ongeboren vrucht als reeds geboren aangemerkt, nu dit in het belang van de ontwikkeling van het kind is. De Raad heeft aangegeven dat er ernstige zorgen zijn over de opvoedomgeving van de moeder, die zich in het verleden zorgmijdend heeft gedragen en nog erg jong is. Er zijn ook zorgen over de vader, van wie de opvoedvaardigheden en betrokkenheid onbekend zijn.
Tijdens de zitting hebben zowel de moeder als de vader ingestemd met het verzoek tot ondertoezichtstelling voor de duur van twaalf maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn, zoals genoemd in het Burgerlijk Wetboek. De beslissing houdt in dat de ongeboren vrucht onder toezicht wordt gesteld van de Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, met als doel de veiligheid en ontwikkeling van het kind te waarborgen. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 21 januari 2020. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoeker en belanghebbenden.