ECLI:NL:RBDHA:2020:452
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige na positieve ontwikkeling
Op 8 januari 2020 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2003. Het verzoek tot verlenging was ingediend door Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, die als gecertificeerde instelling optreedt. De kinderrechter heeft de minderjarige, de vader en de moeder gehoord tijdens een zitting met gesloten deuren. De minderjarige verblijft feitelijk bij beide ouders, die gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld op 10 januari 2019 en zou aflopen op 10 januari 2020.
De gecertificeerde instelling stelde dat, hoewel de ontwikkeling van de minderjarige verbeterd was, er nog steeds risico's waren die een verlenging van de ondertoezichtstelling rechtvaardigden. De ouders en de minderjarige hebben echter aangegeven dat zij de hulpverlening in een vrijwillig kader willen voortzetten en dat de situatie in de thuissituatie verbeterd is. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gronden voor ondertoezichtstelling niet langer aanwezig zijn, omdat het gezin aanzienlijke vooruitgang heeft geboekt en bereid is om verdere hulp te accepteren zonder gedwongen maatregelen.
De kinderrechter heeft daarom het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de schriftelijke uitwerking vastgesteld op 21 januari 2020. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld door de verzoeker en belanghebbenden.