ECLI:NL:RBDHA:2020:4519

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2020
Publicatiedatum
22 mei 2020
Zaaknummer
NL20.8339
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit staatssecretaris van Justitie en Veiligheid inzake asielaanvraag en Dublin-overeenkomst

In deze zaak heeft eiser, een Syrische nationaliteit hebbende man, beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 2 april 2020, waarin zijn asielaanvraag niet in behandeling werd genomen. De staatssecretaris verwees naar de Dublin-verordening, waarbij Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser had eerder een asielaanvraag ingediend in Roemenië en stelde dat de staatssecretaris de behandeling van zijn aanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening had moeten overnemen. Eiser vreesde dat hij bij terugzending naar Roemenië het risico liep om naar Syrië te worden teruggestuurd, maar onderbouwde deze vrees niet voldoende. De rechtbank oordeelde dat de beroepsgronden van eiser grotendeels herhalingen waren van eerdere zienswijzen en dat de staatssecretaris al gemotiveerd had gereageerd op deze punten in het bestreden besluit. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om de status van de asielaanvraag in Roemenië te verifiëren, aangezien Roemenië het terugnameverzoek had geaccepteerd en daarmee had gegarandeerd dat de asielaanvraag in behandeling zou worden genomen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak werd gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.A. Dijk, griffier, en werd openbaar gemaakt op 15 mei 2020. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.8339
V-nummer: [v-nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

(gemachtigde: mr. J. de Jong),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. de Vita).

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 2 april 2020 (het bestreden besluit).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Syrische nationaliteit. Op 2 januari 2020 heeft hij een asielvraag ingediend. Bij het bestreden besluit heeft verweerder die aanvraag niet in behandeling genomen omdat Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Roemenië heeft dit bevestigd door op 19 februari 2020 verweerders terugnameverzoek te accepteren.
Eiser heeft in beroep aangevoerd dat verweerder de behandeling van zijn asielaanvraag op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening [1] aan zich had moeten trekken. Het is onbekend of er inmiddels een beslissing is genomen op de asielaanvraag die hij in december 2019 in Roemenië heeft ingediend. Verweerder heeft ook niet de moeite genomen om dit na te vragen. Indien er een negatieve beslissing is genomen, kan deze aanvraag beschouwd worden als een opvolgende aanvraag en worden afgewezen vanwege het ontbreken van nieuwe feiten of omstandigheden. De kans op refoulement is daarmee aanwezig. Er kan daarom niet uitgegaan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
3. De rechtbank stelt vast dat de beroepsgronden grotendeels een herhaling zijn van de zienswijze en dat verweerder daar in het bestreden besluit al gemotiveerd op gereageerd heeft. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat Roemenië met het accepteren van het terugnameverzoek heeft gegarandeerd eisers asielaanvraag in behandeling te nemen en te beoordelen conform de geldende internationale verdragen. Verweerder heeft, gelet op de claimacceptatie, terecht geen aanleiding gezien om de status van eisers in Roemenië ingediende asielaanvraag te verifiëren. Eiser heeft zijn vrees dat hij door Roemenië teruggestuurd zal worden naar Syrië, niet onderbouwd. Zijn betoog faalt en het beroep zal ongegrond worden verklaard.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.A. Dijk, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.