ECLI:NL:RBDHA:2020:4452

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 mei 2020
Publicatiedatum
20 mei 2020
Zaaknummer
NL20.7162
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens niet tijdig beslissen op aanvraag verblijfsvergunning asiel

Op 11 mei 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarbij eisers, beiden van Iraanse nationaliteit, beroep hebben ingesteld tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Dit beroep was gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De eisers hadden eerder, op 30 oktober 2019, al een beroep ingesteld dat gegrond werd verklaard, waarbij de rechtbank de staatssecretaris opdroeg hen binnen acht weken te horen in de algemene asielprocedure. Tevens werd er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-.

Eisers hebben op 19 maart 2020 opnieuw beroep ingesteld, omdat de staatssecretaris niet tijdig had beslist. De rechtbank overwoog dat, ingevolge de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. De rechtbank constateerde dat de dwangsomperiode van 150 dagen nog niet was verstreken op het moment van indiening van het beroep, waardoor de prikkel voor de staatssecretaris om een besluit te nemen nog steeds aanwezig was.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, omdat de staatssecretaris nog binnen de gestelde termijn een besluit kon nemen. De uitspraak werd gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, in aanwezigheid van griffier A.C. Karels. De uitspraak vond plaats in het kader van de coronamaatregelen, waardoor deze niet op een openbare zitting werd uitgesproken, maar wel openbaar werd gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.7162

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 mei 2020 in de zaak tussen

[eiser] , geboren op [geboortedatum] , V-nummer: [#]

en
[eiser 2], geboren op [geboortedatum 2] , V-nummer: [#2]
beiden van Iraanse nationaliteit.
hierna: eisers
(gemachtigde: mr. A.J. van der Werff-Dost),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Op 30 oktober 2019 hebben eisers bij de rechtbank beroep ingesteld in verband met het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
Bij uitspraak 4 december 2019 (NL19.26049 en NL19.26053) van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, zijn de door eisers ingestelde beroepen gegrond verklaard en is bepaald dat verweerder binnen acht weken na deze uitspraak eisers horen in de algemene asielprocedure. De rechtbank heeft voorts met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
Op 19 maart 2020 hebben eisers opnieuw beroep ingesteld in verband met het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. Ingevolge artikel 8:55b, eerste lid, van de Awb doet de rechtbank, indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, binnen acht weken nadat het beroepschrift is ontvangen en aan de vereisten van artikel 6:5 van de Awb is voldaan, uitspraak met toepassing van artikel 8:54 van de Awb, tenzij de rechtbank een onderzoek ter zitting noodzakelijk acht.
3. In artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb is bepaald dat indien het beroep gegrond is en nog geen besluit bekendgemaakt is, de rechtbank bepaalt dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt. In het tweede lid is neergelegd dat de rechtbank aan haar uitspraak een nadere dwangsom verbindt voor iedere dag dat het bestuursorgaan in gebreke blijft de uitspraak na te leven.
4. Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
5. Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
6. Nu de rechtbank bij uitspraak van 4 december 2019 verweerder heeft opgedragen eisers binnen acht weken te horen in de algemene asielprocedure en de uitspraak op diezelfde datum is verzonden, had verweerder dit uiterlijk op 28 januari 2020 moeten doen.
7. Vanaf 29 januari 2020 verbeurt verweerder een dwangsom van € 100,- per dag. Het maximum van de dwangsom is in voornoemde uitspraak van 4 december 2020 bepaald op
€ 15.000,-. Dat betekent dat over een periode van 150 dagen na 29 januari 2020 nog dwangsommen worden verbeurd. De dwangsomperiode was op 19 maart 2020, de datum dat het onderhavige beroep is ingediend, nog niet verstreken. De prikkel om een besluit te nemen was ten tijde van de indiening van het onderhavige beroep dus nog steeds aanwezig. Daarom zal de rechtbank dit beroep niet-ontvankelijk verklaren.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep in verband met het niet tijdig nemen van een besluit
niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in aanwezigheid van A.C. Karels, griffier.
De uitspraak is gedaan op 11 mei 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.