ECLI:NL:RBDHA:2020:4377

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 mei 2020
Publicatiedatum
18 mei 2020
Zaaknummer
NL20.5605
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 mei 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, afkomstig uit Algerije, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser had eerder in Frankrijk asiel aangevraagd en stelde dat de opvang voor Dublinclaimanten problematisch was, en dat er risico's waren op (indirect) refoulement naar Algerije. De rechtbank oordeelde dat eiser niet had aangetoond dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer kon worden gehanteerd ten aanzien van Frankrijk. De rechtbank concludeerde dat de Franse autoriteiten hun verplichtingen jegens asielzoekers nakomen en dat de vrees voor refoulement niet voldoende was onderbouwd. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL20.5605
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A.A. Hardoar), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. I.E. Lemmens).

Procesverloop

Bij besluit van 2 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting was, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.5606, gepland op 17 maart 2020. Naar aanleiding van de sluiting van de rechtbank vanwege de maatregelen die zijn getroffen in verband het coronavirus is deze zitting komen te vervallen.
De zaak is behandeld op 12 mei 2020 door middel van een Skype-beeldverbinding. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Eiser komt uit Algerije. Hij heeft op in meerdere lidstaten een asielaanvraag gedaan waaronder in Frankrijk op 4 september 2018. Eiser heeft op 20 november 2019 in Nederland asiel aangevraagd.
Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw); daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 (Dublinverordening) is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Frankrijk een verzoek om terugname gedaan. Frankrijk heeft dit verzoek aanvaard.
3. Eiser voert aan dat ten aanzien van Frankrijk niet langer uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De opvang voor Dublinclaimanten is problematisch en er zijn signalen dat er na overdracht geen opvang wordt verleend. Ook verliezen Dublin- terugkeerders hun opvangrechten als zij zich niet binnen een bepaalde tijd bij de daartoe aangewezen prefectuur melden. Daar moeten zij zelf heen reizen en die zijn vaak lastig te bereiken. In dit verband verwijst eiser naar het AIDA-rapport van maart 2019, alsook naar het artikel van ‘France Approves Flawed Asylum and Immigration Law’ van Human Rights Watch en het artikel ‘France: Systematic immigration detention further undermines rights’ van AIDA. Uit deze artikelen blijkt dat asielzoekers, met name van Algerijnse nationaliteit, worden gedetineerd en er ook geen opvang geboden wordt. Daarnaast kan Frankrijk de hoge asielstroom niet aan. Eiser stelt dat Frankrijk vluchtelingen niet met respect behandelt en dat velen in dat land gedoemd zijn tot een zwervend leven in de illegaliteit zonder recht op voorzieningen. Eiser heeft in dit verband een beroep gedaan op een artikel van InfoMigrants van 14 januari 2019 en een artikel van France24 van 15 januari 2020.
Tot slot voert eiser aan dat overdracht aan Frankrijk zal leiden tot (indirect) refoulement. Frankrijk zal de asielaanvraag van eiser niet in behandeling nemen, maar hem meteen terugsturen naar Algerije.
4. De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening, voor zover thans van belang, kan in afwijking van artikel 3, eerste lid, van de Dublinverordening, een lidstaat besluiten een bij hem ingediend verzoek om internationale bescherming van een onderdaan van een derde land of een staatloze te behandelen, ook al is hij daartoe op grond van de in deze verordening neergelegde criteria niet verplicht.
6. In zijn algemeenheid mag verweerder ten opzichte van Frankrijk uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in dit geval niet kan. Eiser is hier niet in geslaagd. Uit het AIDA-rapport blijkt weliswaar dat er problemen zijn met de opvang in Frankrijk en dat sommige Dublin-terugkeerders lang moeten wachten voordat ze een afspraak krijgen, maar het rapport biedt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat sprake is van ernstige structurele tekortkomingen in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen in Frankrijk op grond waarvan niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Uit het AIDA-rapport blijkt namelijk ook dat de inhoudelijke behandeling van de asielaanvraag en de asielprocedure afhangt van de prefectuur waar de Dublin-terugkeerder naartoe moet. Uit het claimakkoord blijkt dat eiser zich na aankomst moet melden in de ‘préfecture des Bouches du Rhône’. Gesteld noch gebleken is dat Dublin-terugkeerders bij die prefectuur geen opvang krijgen of dat de asielprocedure daar lang duurt. Dit blijkt ook niet uit de artikelen die eiser heeft overgelegd. Voor zover dat wel aan de orde is en eiser na overdracht aan Frankrijk geen opvang krijgt of als zijn asielprocedure lang duurt, overweegt de rechtbank dat hij daarover dient te klagen bij de (hogere) Franse autoriteiten of geëigende instanties. In dat kader merkt de rechtbank nog op dat uit het AIDA-rapport, waarnaar eiser heeft verwezen, volgt dat asielzoekers beroep kunnen instellen als zij geen opvang krijgen. Niet is gesteld of gebleken dat eiser dat heeft geprobeerd dan wel dat de Franse autoriteiten niet in staat of bereid zijn om hem te helpen.
Daarnaast stelt verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt dat het artikel van InfoMigrants en het artikel France24 zien op de situatie in en rondom
Parijs. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de situatie zoals wordt beschreven in de artikelen in heel Frankrijk geldt. Het artikel van InfoMigrants ziet verder niet op de situatie van eiser, nu dit onder meer gaat over Dublinclaimanten waarvoor Frankrijk niet verantwoordelijk is en over mensen die zich in Frankrijk niet registreren omdat zij asiel willen aanvragen in Engeland. Uit het artikel van France24 blijkt dat de Franse autoriteiten geïmproviseerde kampen rondom Parijs die zijn opgericht door asielzoekers sluit. Eiser heeft verder niet toegelicht wat dit voor zijn situatie betekent.
7. Tot slot heeft eiser zijn vrees voor (indirect) refoulement op geen enkele wijze onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat, aangezien Frankrijk het terugnameverzoek heeft geaccepteerd, het verzoek van eiser om internationale bescherming in Frankrijk zorgvuldig en in lijn met de genoemde richtlijnen zal worden behandeld. In dit kader geldt eveneens dat indien eiser meent dat Franrijk zijn verplichtingen jegens hem niet naleeft, voor hem de mogelijkheid bestaat om bij de (hogere) autoriteiten aldaar te klagen. Niet gebleken is dat die mogelijkheid voor eiser niet bestaat of bij voorbaat kansloos is. Verweerder heeft zich daarom met een beroep op het interstatelijk vertrouwensbeginsel op het standpunt mogen stellen dat ervan kan worden uitgegaan dat Frankrijk de internationale verplichtingen nakomt. Deze beroepsgrond slaagt niet.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Wolfrat, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
14 mei 2020

Documentcode: [documentnummer]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.