ECLI:NL:RBDHA:2020:4373
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid van Frankrijk
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 14 mei 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, een Algerijnse nationaliteit hebbende, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting was oorspronkelijk gepland op 17 maart 2020, maar werd geannuleerd vanwege de coronamaatregelen. De behandeling vond uiteindelijk plaats op 12 mei 2020 via een Skype-beeldverbinding, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat de rechtbank in een eerdere uitspraak, zaaknummer NL20.5605, het beroep in de bodemzaak ongegrond heeft verklaard. Hierdoor was er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen proceskostenveroordeling zal plaatsvinden. De uitspraak is gedaan door mr. M. Wolfrat, in aanwezigheid van griffier mr. A. Vranken. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra de omstandigheden dit toelaten.