Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.Bewijsoverwegingen
dietoebehoorde
naan [bedrijfsnaam] (vestiging [straatnaam] ), heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen.
Rechtbank Den Haag
Op 7 mei 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een Poolse verdachte, geboren in 1985, die zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal. De verdachte werd beschuldigd van het stelen van meerdere levensmiddelen, waaronder een sandwich, op 19 januari 2020 in 's-Gravenhage. Tijdens de zitting op 23 april 2020 heeft de verdachte het feit bekend. De officier van justitie, mr. A.F. Baas, heeft gevorderd tot bewezenverklaring van het feit en de oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaren. De verdediging heeft betoogd dat een onvoorwaardelijke ISD-maatregel niet passend is en heeft verzocht om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met reclasseringstoezicht.
De rechtbank heeft het reclasseringsadvies van 28 januari 2020 in overweging genomen, waarin werd gesteld dat de verdachte geen mogelijkheden heeft om het recidiverisico te beperken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voldoet aan de voorwaarden voor het opleggen van een ISD-maatregel, aangezien hij in de vijf jaren voorafgaand aan het feit meerdere keren voor misdrijven is veroordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een stelselmatige dader is en dat de veiligheid van personen en goederen het opleggen van een ISD-maatregel vereist.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaren, waarbij de rechtbank geen aanleiding zag voor een tussentijdse toetsing. De beslissing is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 311 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.