ECLI:NL:RBDHA:2020:4339
Rechtbank Den Haag
- Eerste en enige aanleg
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 14 mei 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, die om anonimiteit is verzocht, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen op 28 februari 2020. De staatssecretaris had de aanvraag als kennelijk ongegrond bestempeld. Hierop heeft de verzoeker beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat er geen noodzaak meer is voor een voorlopige voorziening, aangezien er op dezelfde dag een uitspraak is gedaan in een andere zaak (zaaknummer NL20.5790) die betrekking heeft op het beroep van de verzoeker. Hierdoor is het verzoek om een voorlopige voorziening niet meer nodig en wordt dit verzoek afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, in aanwezigheid van griffier mr. M. Belhaj. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.